Blog

Soms falende neutraliteitspolitiek/De oorlogen met Rotterdam en Dordt

Geplaatst op 9 augustus, 2013 om 3:27
De door Den Briel in acht genomen neutraliteitsproblematiek had vooral ten doel om niet te worden meegesleurd in de oorlogen, die de op elkaars troon azende koningen van Denemarken en Zweden met elkaar uitvochten. Toch gebeurde het geregeld, dat andere Buitenlandse mogendheden of ordinaire kapers zich niets aantrokken van de door de stad gekozen aanpak en Brielse schepen (inclusief bemanning) in gijzeling namen. Dit kon zelfs gebeuren in Denemarken of Zweden, wanneer de bemanning van een schip de door Brielse en Scandinavische diplomaten bepaalde grenzen overtrad. Of zich in de eerste de beste kroeg of bordeel misdroeg.

Den Briel had overigens de gewoonte om aparte verdragen te sluiten met bepaalde Hanzesteden, waarin de partners elkaar militaire bijstand beloofden als er iets met elkaars schepen of bemanning gebeurde. Die verdragen werden door sommige Buitenlandse mogendheden wel heel ruim uitgelegd. En zo kon het gebeuren, dat Brielse schepen en hun volmaakt onschuldige bemanning als remplaçant (vervanger) in gijzeling werden genomen, wanneer de bemanning van een bijvoorbeeld uit Zierikzee afkomstig schip zich had misdragen in Buitenlandse wateren of in een havenstad, maar erin was geslaagd zich aan justitie te onttrekken. En dan had je natuurlijk ook nog ordinaire kapers, die zich niets gelegen lieten liggen aan welk verdrag dan ook. Dergelijke akkefietjes hebben de stad veel tijd en geld gekost.

Ondanks de grote mate van zelfstandigheid, die het stadsbestuur - mede dankzij keizer Maximiliaan I (echtgenoot van de toenmalige gravin van Holland, Maria van Bourgondië en overgrootvader van graaf Filips II) - ten koste van 'de graaf in Den Haag' had verworven*, kon Den Briel natuurlijk altijd door de de Landsheer (of Landsvrouwe) worden gedwongen om een oorlogsvloot of leger te zenden, wanneer de Voornse of Hollandse belangen in het geding kwamen. Zo hebben Briellenaren in het opstandige West-Friesland gevochten.

De Brielse oorlog (met Rotterdam)

Brielse schepen werden niet alleen in verre Buitenlanden in gijzeling genomen. Op 10 mei 1661 werden in de haven van Rotterdam alle uit Den Briel afkomstige schepen aan de ketting gelegd in het kader van de 'Brielsche Oorlog', die tussen beide havensteden werd uitgevochten over de beloodsing van op de verraderlijke Brielsche Maas varende schepen, die onderweg waren naar Rotterdam. Op 21 mei 1661 werden de schepen weer vrijgegeven, nadat bij verdrag was besloten dat Rotterdamse loodsen in Den Briel moesten gaan wonen.

* In 1572 woonde 'de graaf in Den Haag' in Madrid. Hij luisterde naar de naam koning Filips II van Spanje.

Oorlog met Dordrecht!

De met Rotterdam uitgevochten oorlog ging over het monopoly van de beloodsing op de Brielsche Maas. Het steeds belangrijker wordende Rotterdam was het helemaal zat, dat ook schepen, die niets in Den Briel te zoeken hadden, alleen maar Brielse loodsen mochten inschakelen.

In 1520 was Den Briel ook al eens naar aanleiding van een vergelijkbare kwestie met een Hollandse stad in oorlog geraakt. In de Middeleeuwen had Dordrecht altijd op de eerste plaats gestaan van de top 10 van Hollandse steden. Maar aan die positie werd in de 16e eeuw danig geknaagd. Niet toevallig met name door Amsterdam en Rotterdam; tot havensteden uitgroeiende vissersplaatsen, waar men - zoals sommigen dat nog altijd fijnzinnig uitdrukken - in de Brielse glorietijd nog in berenvellen rondliep.

Juist in de tijd, dat de achteruitgang van Dordrecht zich liet merken, besloot het stadsbestuur om tegenover de andere Hollandse steden op zijn ponteneur te gaan staan. Dat deed men onder meer door zich te beroepen op allerlei vergeten, volmaakt achterhaalde of zelfs verzonnen privileges en monopolies. In 1520 herinnerden de Dordtenaren zich bijvoorbeeld, dat de ietwat kwijnende havenstad Den Briel in een ver verleden onderworpen zou zijn geweest aan Dordrecht. Dordrecht beriep zich daarbij op een heel oud privilege op het zogenaamde stapelrecht. Hoewel de naam Briel vertaald kan worden als 'ommuurde stapelplaats' (een plaats waarheen alle exportproducten van een bepaalde soort werden gebracht om van daaruit verder te worden verhandeld), claimde Dordt, dat alle in Den Briel te verhandelen goederen eerst per schip naar Dordrecht moesten worden gebracht. Dankzij de idiote omweg en de volstrekt nutteloze tussenstop zou Dordt belasting kunnen heffen op alle voor Den Briel bestemde goederen.

In de hoofdstad van de vrije heerlijkheid Voorne (waar zelfs de graaf van Holland nauwelijks iets te zeggen had gehad) bestond grote twijfel aan de rechtsgeldigheid van het privilege. De Dordtenaren hebben toen enkele beladen schepen met bestemming Den Briel gekaapt en naar Dordrecht gevaren. Ter compensatie van de schade liet Den Briel enkele toevallig in de Brielse haven liggende Dordtse schepen aan de ketting leggen. Verontwaardigd over deze brutaliteit zond Dordrecht een oorlogsvloot van "vijf huideschepen met gewapend volk". (De verklaring voor het woord huideschip heb ik gevonden in de 'Nouveau Dictionnaire Français-Hollandais et Hollandais-Français'. Voor zeevarenden was een huideschip het equivalent van een deurwaarder.) 
De Dordtse schepen verzamelden zich voor de haven en "schoten met (donder)bussen (KLIK HIER) op de vijanden" Ook verjoegen ze schepen die in Den Briel wilden aanmeren. Ze begingen daarbij de stommiteit om 't veer van zijn Keizerlijke Majesteit aan te vallen, waarvan sommige veerlieden alleen aan gevangenneming konden ontkomen door in het water te springen en voor hun leven te zwemmen.

De volstrekt ongehoorde aanval op het keizerlijke veer zal Dordrecht lelijk parten hebben gespeeld toen Den Briel een beroep deed op het Hof van Holland. Dat deed jarenlang onderzoek naar deze 'quaestie' en informeerde bij besturen en inwoners van plaatsen als Zierikzee, Brouwershaven en Goedereede wat bij hen bekend was van een historische onderworpenheid van Den Briel aan Dordrecht.
De uitkomst van die gesprekken was, dat Den Briel altijd een "vrije coopstad" was geweest, die altijd alleen de heer (of vrouwe) van Voorne heeft gediend en met de stad Dordrecht helemaal niets te maken had. 

De sententie van het Hof van Holland werd uitgesproken in naam van Karel V die het Dordt niet had vergeven dat men zijn bloedeigen werknemers had laten beschieten. Het vonnis hield enerzijds het Dordtse stapelrecht in tact. Anderzijds staken de rechters bepaald niet onder stoelen of banken, dat Dordrecht op grove wijze misbruik had gemaakt van dit op schandalige wijze opgerekte privilege. De door Dordrecht begonnen oorlog met Den Briel resulteerde in een op 4 juni 1547 opgesteld reglement, waaraan de Hollandse steden en Dordrecht zich voortaan moesten houden. Met andere woorden: het stadsbestuur van Dordrecht stond als leugenaar te kijk en moest inbinden in de met alle andere Hollandse steden gevoerde ruzies. Die ruzies over het zogenaamde handelsmonopoly van Dordt met Den Briel en alle andere Hollandse steden zijn in 1393 begonnen. De stekeligheden zouden een kleine 150 jaar aanhouden. 

Het verbaast 'De STEEG' heel erg, dat Dordt geen bezwaar heeft gemaakt tegen het feit, dat de voor Den Briel zo gunstige getuigenissen, afkomstig waren uit plaatsen, die zelf ook vanuit de 'Meest Vooraanstaande Stadt van Hollandt' met dubieuze claims waren bestookt. Dordt heeft kennelijk verwacht, dat de stuk voor stuk vijandig gestemde getuigen zouden instemmen met een belachelijk scenario, waarbij zeeschepen met een voor stapelplaats Den Briel bestemde lading de 'Morgensterre van Hollandt' rechts zouden laten liggen, rechtstreeks naar Dordt zouden varen om het schip daar te lossen, belasting te betalen aan de Dordtse tollenaars en het schip opnieuw te beladen om opnieuw richting Den Briel te varen.
Wanneer de Dordtse oorlogshitsers zouden hebben nagedacht, hadden ze beseft, dat het op z'n zachtst verdacht is, dat de met talloze vrijheden beklede hoofdstad van een niet aan de graaf van Holland onderworpen minrijkje, ook nog eens gelegen aan een machtige zeearm die niet onder het bewind van de graaf viel maar van de heer van Voorne, zich ook maar iets aan het verre Dordt gelegen zou moeten laten liggen.

'De STEEG' hoopt op grond van deze eigen ontdekking niet met pek en veren overgoten de stad uit te worden gejaagd: lang geleden heeft wellicht (een in 1520 door Dordrecht wel heel ruim uitgelegd) privilege bestaan, waardoor zout niet direct in Den Briel aan land mocht worden gebracht, maar eerst naar Dordrecht moest worden gevoerd en daar gestapeld, waardoor Dordt tol kon heffen op deze ook destijds zeer dure voedingstof. Het woord salaris betekent namelijk letterlijk zoutrantsoen. (De gemeente Brielle had in 2013 veel meer reserves op de bank staan dan de gemeente Dordrecht. Daarom wil 'De STEEG' het gemeentebestuur van Dordrecht er hierbij op wijzen, dat Dordt geen privileges kan ontlenen aan de op deze site opgenomen teksten. 'De STEEG' is niet van plan om buiten de vesting ingekochte handelswaar en/of bij de plaatselijke JUMBO, LIDL of PLUS gekocht keukenzout eerst in Dordt te laten opslaan, zodat het stadsbestuur van Dordt leuke dingen kan doen met de op deze wijze afgeperste belastinggelden.)

Dordt heeft heel lang goed verdiend aan het stapelrecht, dat de stad, zoals de uitkomst van de Brielse rechtszaak bewijst, soms op dubieuze gronden oplegde aan (bijna) alle in de Hollandse en Zeeuwse riviermondingen of aan Rijn, Lek, Waal, Merwede, IJssel en Maas gelegen steden. Dordt eiste zijn 'pound of flesh' bij voor machtige steden als Nijmegen, Keulen (een stad die zelf ook als stapelplaats fungeerde) en Venlo bestemde vracht.

De achteruitgang van Dordrecht begon overigens met de Sint-Elisabethsvloed (1421), waarbij grote delen van het achterland voorgoed verdronken, nieuwe vaarwegen werden gevormd (die het voor schippers makkelijker maakten om de Dordtse tolgaarders en/of het door Dordt opgelegde stapelrechten letterlijk te omzeilen) en de stad op een eiland kwam te liggen. Toch zou Dordt pas in de 18e eeuw door Rotterdam worden overvleugeld. 
Ook voor Den Briel had de Sint-Elisabethsvloed zeer schadelijke gevolgen. Na de vloed stroomde 4/5e van de hoeveelheid water die oorspronkelijk via de (Brielse) Maas vloeide via andere zeearmen als het Haringvliet naar zee. Een deel van het water dat vroeger door de Brielse Maas stroomde vloeide naar het Haringvliet via het nieuw gevormde Spui, dat de hoofdplaats en naamgever van de heerlijkheid Putten had verzwolgen.
De verminderde hoeveelheid water en de tragere stroomsnelheid zorgen ervoor dat de door de stroom meegevoerde gronddeeltjes al in de Maas neersloegen. Deze verzanding leidde tot waddenvorming in de Maas, waardoor voor bewoning geschikte (maar inmiddels grotendeels door de Europoort opgeslokte) eilanden als Rozenburg en Blankenburg en het schiereiland De Beer konden ontstaan. Voor de bereikbaarheid van de Brielse haven was de verzanding echter fataal. 

De STEEG vraagt zich af of de Hoge Heren van Dordt anno 2016 al door hebben, dat hun voorgangers, door het in 1299 verkregen stapelrecht (dat oorspronkelijk alleen voor twee rivieren gold voor in stroomafwaartse richting aangevoerde artikelen die in Dordt zelf te koop zouden worden aangeboden of vandaar verder zouden worden vervoerd) keer op keer uit te breiden, tal van plaatsen tot vijand hebben gemaakt. Vijanden, die voor het Hof van Holland maar al te graag een voor de Brielse visie pleitende verklaring hebben afgelegd.

Nadat de Spanjaarden op 1 april 1572 uit Den Briel waren geknikkerd, werd van 19 juli t/m 23 juli 1572 in Dordrecht de Eerste Vrije Statenvergadering gehouden, die een formeel begin maakte aan de Republiek der Nederlanden. "Hoe dichter bij Dordt, hoe rotter het wordt," zal Filips II verontwaardigd hebben gedacht.



Categorieën: Ditjes & Datjes