Blog

Een wel heel oud Briels familiebedrijf

Geplaatst op 11 januari, 2014 om 10:28
Het vorige blog was gewijd aan de honderdste verjaardag van het familiebedrijf van slager P. van der Waal. In Den Briel is een familiebedrijf gevestigd, waarbij vergeleken de slagerij een snotneus is. Dat bedrijf, nu Rijcken-Interfashion geheten, kent een zeer interessante voorgeschiedenis, die zich deels in de Zuidelijke Nederlanden afspeelde. Hoewel de familie Rijcken geen enkele moeite doet om de Belgische wortels te verbergen (het bedrijf heeft er zelfs 2 maal een boekje over uit gegeven), is de geschiedenis van de als oer-Briellenaren beschouwde familie en hun bedrijf wel een blogje waard. Dat de firma Rijcken vroeger al een vooraanstaande zaak was, is, ook vanaf de straat, aan de fraaie smeedijzeren lamp in het herenmodegedeelte te zien.

'Rijcken' is eeuwen geleden opgericht door 'teuten'. Deze term is afgeleid van het woord Teutonen (een ander woord voor Duitsers). De eerste teuten waren in de Nederlanden actieve Duitse ambachtslui en marskramers (ambulante handelaren). Toen uit Limburg afkomstige, reizende handelaars en ambachtslieden hun werkterrein uitbreiden tot de 'Teutoonse landen', ging men hen ook als 'teut' aanduiden.

De teuten hielden zich met verschillende vormen van handel en ambachten bezig. Men onderscheidt 6 soorten teuten: ketellapers (koperslagers), pakdragers of tafteuten (handelaren in textiel, waarvan de Westfaalse broers Clemens & August Brenninkmeijer wereldberoemd zijn geworden onder de merknaam C&A), dierenlubbers (castreerders, die soms ook in vee handelden en/of als dierenarts bezig waren), haarteuten (ze kochten het haar van boerendochters op om dat aan pruikenmakers te verkopen), echelteuten (handelaars in bloedzuigers) en geleyteuten (handelaren in aardewerk).

Teuten konden uit Brabant, Zuid-Limburg, Belgisch Limburg en Westfalen komen. Hun werkterrein lag in Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en Scandinavië. Onderling spraken de teuten hun eigen taaltje - het Bargoens (dat door henzelf liever als Boergoensch werd aangeduid). Een paard werd in die taal een trepper genoemd. Een os was een jeuker, een knopperd een knecht en de hoeds was de boer. Blanke poen was in het Bargoens een zilveren munt. 
Als grensoverschrijdende bedrijfstak is het teutenbedrijf waarschijnlijk als gevolg van de 80-jarige Oorlog ontstaan, doordat voerlieden (transporteurs) als gevolg van de de oorlogshandelingen niet meer veilig over lange afstanden konden reizen en zich toen maar eerst in hun eigen omgeving met de ambulante handel in koperwerk zijn gaan bezighouden. 

De teuten van Rijcken & Co liepen oorspronkelijk elk voorjaar van Hamont (in het noorden van het huidige Belgisch-Limburg), via Den Bosch en Breda naar Brielle. Aan de Moerdijk stapten ze op het bootje naar Beijerland. Ze waren als ketellapper actief en merkten, dat men op het 'Brielse eiland' (zoals de teuten Voorne noemden) - anders dan in Limburg - kousen in de klompen droeg. Zo zijn de teuten op het idee gekomen om bij Hollandse schapenboeren wol te kopen en daar 's winters in het huidige België kousen en sokken van te laten breien. (In de Gouden Eeuw lagen de lonen in de Republiek veel hoger dan in de Zuidelijke Nederlanden.)

Om de concurrentie door middel van schaalvergroting dwars te zitten gingen individuele teuten ertoe over om uit 3 tot 6 man bestaande compagnieën te vormen. In 1690 zou in Den Briel door Hamontse teuten de Compagnie Rijcken zijn opgericht (waar dus niet alleen dragers van die achternaam deel vanuit maakten).

In 1693 vestigden de teuten van Rijcken & Co zich  in Abbenbroek en Rugge (bij Den Briel). Vanuit die plaatsen werden 6 dorpen aangedaan. Eerst te voet, met een pak op de rug. Soms met een kruiwagen en vanaf 1800 met paard en wagen.
Rijcken & Co vestigde zich in 1795 definitief in Den Briel met de aankoop van een pand in het Zuideinde (nu Nobelstraat). De oorspronkelijke vestiging is inmiddels flink uitgebreid, doordat er steeds belendende panden aan zijn toegevoegd. 

De Brielse teuten leidden een vreemd bestaan. Oorspronkelijk kwamen ze elk jaar in maart naar Holland met de allernieuwste stoffen. Vrouwen en kinderen lieten ze in Hamont (Belgisch Limburg) achter. De mannen bleven in en vanuit Den Briel actief tot na de laatste keutjesmarkt (een varkensmarkt, waarvan de laatste in november in de huidige Varkensstraat werd gehouden). Het huishouden werd gedaan door 'juffrouwen', die ook de Brielse belangen van Rijcken & Co behartigden, wanneer de teuten zich van november tot maart in Hamont bezighielden met de boekhouding en het aankopen van Belgische stoffen. 
De 'juffrouwen' hielden overigens niet de winkel open, terwijl de teuten bij vrouw en kinderen verbleven. In de tweede helft van de 19e eeuw moest Rijcken & Co vaststellen, dat hun klanten hun geld elders uitgaven in de periode dat de Brielse winkel was gesloten. Eén van de teuten brak met de gewoonte om de winter in België door te brengen, zodat de winkel voortaan het hele jaar kon openblijven het hele jaar openbleef.

De firma Rijcken heeft zich in het verleden overigens niet alleen met de stoffenhandel bezig gehouden. Tot 1940 verkocht men ook klaverzaad. Er schijnt een koperen doosje te bestaan, waarin mesjes en een tang werden bewaard, die gebruikt werden bij het castreren van hengsten, stieren en varkens. Vandaar misschien, dat de teuten van Rijcken & Co pas na de laatste markt, waarop jonge varkens werden verkocht, naar Hamont gingen. (Een 'beer' mannetjesvarken werd op jonge leeftijd gecastreerd, om te voorkomen dat het vlees oneetbaar werd, omdat het 'naar beer ging stinken'.) 

In de jaren vijftig schakelde Rijcken & Co van kleermakerij over op confectie (kant-en-klare kleding). Het bedrijf verkocht naast kleding voor heren en dames ook bedden, lingerie en karpetten (vloerkleden). Er waren 4 bestelauto's, die dagelijks met kleding en andere koopwaar de boer opgingen, omdat agrariërs geen tijd hadden om zelf naar de winkel te komen.

Rijken & Co was ooit beroemd om zijn Belgische boezeroenengoed en de Belgische dril-met-streep-opzij. Een boezeroen is een korte kiel met lange mouwen, die vooral door zeelui en werklieden werd gedragen. Dril was een zeer stevig in 'drieschacht' geweven weefsel van katoen, linnen of halflinnen. Dril-met-streep-opzij was overigens nergens anders in Nederland verkrijgbaar. 

Rijcken-Interfashion (zoals Rijcken & Co nu heet) staat overigens bekend om allerlei vooraanstaande modemerken.

Categorieën: Ditjes & Datjes