Deze website leest vooralsnog het prettigst op een desk- of laptop. Op sommige tablets en smartphones valt een deel van de illustraties weg. U moet gewoon even doorscrollen wanneer u op zo'n ogenschijnlijk leeg vlak stuit. Aan een oplossing wordt gewerkt.
HISTORISCH OVERZICHT
van de stad
DEN BRIEL (BRIELLE)
en zijn
INWONERS
Een deel van de in onderstaande teksten verzamelde informatie is mondeling overgeleverd door twee markante Briellenaren, die helaas niet langer onder ons zijn: mw. A. van Zee-Mol en de heer A. van Hulst.
Op deze site gebruikte foto's komen uit de privécollectie van 'De STEEG'. Ze zijn of zelfgemaakt, voor de winkel aangekocht of door Yvonne Molenaar gemaakt. Ansichtkaarten zijn in de winkel te koop (geweest). De overige illustraties zijn afkomstig uit auteursrechtenvrije bronnen op het internet. Voor de teksten geldt: © 2012/2013/2014 - Antiek & Curiosa De Steeg
De naam Den Briel
De naam Den Briel is een min of meer fonetische weergave van het Keltische woord brogilo, dat zoiets betekent als 'ingesloten gebied', 'omheinde weide', 'jachtgebied' en omheinde opslagplaats of stapelplaats.* De Kelten gebruikten het woord ook voor lage, drassige gebieden die vaak omheind waren en daardoor geschikt waren voor het laden en lossen van schepen.
Het Keltische woord werd in het Latijn Brogilum. Het ingewikkelde Keltische woord 'Brogilo' dat ongeveer als Briel werd uitgesproken, zou overigens een aanpassing kunnen zijn van het eveneens Keltische woord 'Breialo'. De Keltische varianten Brogilo en Breialo hebben ook in Duitsland (Brühl) en Frankrijk (Breuil en Bruelh) sporen nagelaten.
* Een stapelplaats is een plek, waar schepen en/of wagens werden gelost, waarna de lading er tijdelijk werd opgeslagen. Om, eventueel na betaling van een belasting, via andere schepen of wagens naar andere plaatsen in het achterland van de stapelplaats te worden gebracht. Het systeem werkte natuurlijk ook andersom. Vanuit het achterland (en per schip aangevoerde lading kon in stapelplaats Den Briel op zeeschepen worden gezet en (vooral) naar havens in Engeland, Schotland, Scandinavië en andere aan de Oostzee gelegen landen worden vervoerd. Op de terugweg namen de schepen natuurlijk weer in Den Briel te stapelen retourwaren mee, die men nodig had in het achterland.
Den Briel lag zowel aan de Maasmond als aan de veenstroom De Goote (oorspronkelijke naam: Suthmare). Totdat de Goote werd ingepolderd kwamen en gingen er over deze rivier veel rijk beladen binnenschepen van en naar het graafschap Vlaanderen (o.a. Antwerpen, Brugge, Gent) en het het hertogdom Brabant (o.a. Den Bosch en Brussel).
Als belangrijke vissershaven genereerde Den Briel in de Middeleeuwen zelf ook handelswaar, die vanuit de stad werden gedistribueerd. Vanouds werd van Voornse schapen afkomstige wol in Engeland geruild voor haring die, samen met de door de eigen inwoners gevangen vis, vanuit Maarland (later: Den Briel) over de rest van haringetend Europa werd verspreid.
Den Briel is dus eigenlijk uit twee plaatsen ontstaan: Maerlant (Maarland) en Den Briel. In september 2019 schreef het plaatselijke magazine Briellenaer over een bij de huidige Langestraat gelegen boerderij, waarbij een (waarschijnlijk omheinde) weide hoorde. Of de boer blij zal zijn geweest met de weide valt te bezien, omdat het geen privéterrein was, maar Jan en alleman zijn vee kon stallen of spullen kon opslaan.
Het door De Steeg zeer gewaardeerde en aan de plaatselijke geschiedenis gewijde blad Brielse Mare (uitg. Historische Vereniging Brielse Maasmond) kwam kort daarop met een andere verklaring. De briel was geen gezamenlijk eigendom, maar behoorde exclusief toe aan de eigenaren van de hof van Maarland. Deze boeren werden steeds belangrijker en op een gegeven moment werd er niet meer gesproken van 'de hof' (= boerderij) maar van 'het hof' (= de woning van een adellijke familie). De briel zou dan ook alleen voor de koeien van 'het hof' in gebruik zijn geweest.
De bewoners van 'het hof van Maerlant' eigenden zichzelf de titel Heren en Vrouwen van Maerlant toe. (Uiteindelijk zou het geslacht van Maerlant uitsterven en viel het hof toe aan de uit het Zeeuwse Poortvliet stammende, echt adelijke Heren (en Vrouwen) van Voorne. [De Steeg]. Voor de echt adellijke bewoners van het hof van Maerlant was de Langestraat het begin van de route naar hun in Oostvoorne gelegen burcht, de tegenwoordig naar Jacoba van Beieren genoemde Jacobaburcht.)
Volgens de nieuwste inzichten verloor het terrein in de 13e eeuw en 14e eeuw zijn functie, waarna het terrein in stukjes werd verdeeld, waarop huizen werden gebouwd door schapenhoudende keuterboeren. De wol van de schapen werd dus naar Engeland geëxporteerd. Volgens de auteur van het artikel is het heel goed mogelijk dat de keuterboeren op de voormalige Maerlantse Briel op een gegeven moment gezelschap kregen van bewoners van de nabijgelegen polders Middelhoek en Oosthoek, die na overstromingen have en goed hadden verloren. Hoe het ook zij, op een gegeven moment was er (ook in het Buitenland) vaker sprake van de relatief jonge naam Den Briel dan van het eerbiedwaardige Maerlant. Bovengenoemde Langestraat zou, nadat het vroegere plaatsje Maerlant nagenoeg in vergetelheid was geraakt, nog eeuwenlang de grens markeren tussen 2 rechtsgebieden, de zogenoemde roosters van Maarland en Den Briel. In kerkelijk opzicht vormde de straat de grens tussen de Maerlantse parochie (van de in de 19e eeuw gesloopte Maarlandse Sint-Pieterskerk) en de Brielse parochie van de Sint-Catharijnekerk en haar voorgangster.
(Verderop aandacht voor de aloude historische theorie over het ontstaan en de ontwikkeling van Den Briel. Het mag duidelijk zijn dat 'De Steeg' de voorkeur geeft aan een verklaring waarbij Den Briel vernoemd zou zijn naar 'het Atlantis van de Noordzee'; een legendarische, Keltische voorganger die door de Noordzee zou zijn verzwolgen. Reeds lang geleden overleden historici als W. Plokker [auteur van Geschiedenis van Voorne-Putten en Rozenburg] en Johan Been [onderwijzer, stadsarchivaris en auteur van spannende, vaderlandslievende jongensboeken als Paddeltje] liggen om meer redenen te tollen in hun graf. In hun tijd werd nog gesteld dat het plaatsje Maerlant veel ouder zou zijn dan Den Briel. De naam Maerlant zou al in de 9e eeuw in documenten worden genoemd. Volgens de Brielse Mare hebben de eerste bewoners van Maerlant zich echter pas rond 1200 op de oever van een Mare geheten kreek gevestigd. De bij het hof van Maerant horende briel zou rond 1250 zijn opgeofferd aan het huisvesten van de vele arbeiders die werkten aan de door de heren van Voorne gewenste inpoldering van de polder Rugge. Binnen 30 jaar tijd zou dit primitieve kamp door de komst van handelaren, schippers, vissers en kooplui zijn uitgegroeid tot een handelsnederzetting die in 1306 met het plaatsje Maerlant fuseerde tot het machtige Den Briel.)
Op onderstaande foto kunt u zien, dat tot ver in de vorige eeuw handelswaar werd gestapeld op de Turfkade. De foto is vanaf hetzelfde bolwerk genomen waarop in de jaren '20 van de vorige eeuw de tekening is gemaakt die u rechts bovenaan deze site op het visitekaartje van 'De Steeg' ziet.
Brielle en België
Niet alleen tot verdriet van veel Brielse winkeliers denken Nederlanders vaak, dat Brielle in Vlaanderen ligt, terwijl het beroemde Den Briel niet op landkaarten, routeplanners of 'blauwe borden langs de snelweg' is te vinden.
Wonderlijk genoeg kent Vlaanderen geen Brielle, maar wel een Den Briel, dat over twee gemeenten verspreid uiteenvalt in De Ouden Briel (een naam die sterk doet denken aan de in zee verdwenen Keltische voorganger van het huidige Den Briel/Brielle, Den Ouden Briel) en De Nieuwen Briel. In Gent kent men overigens de Houtbriel en de Torfbriel. Briel betekent in deze gevallen omheinde opslagplaats van de in de naam genoemde producten (vervang de o in torf door een u). In Kortrijk staan de Broeltorens, waarvan de naam ooit als Brieltorens moet hebben geklonken. En in Mechelen kent men de Bruul, waarvan de naam tot Briel kan worden herleid.
De naam van het Voornse Den Briel werd ook wel als Den Bryelle, Te Bril, Briele, Bruil, Brila, Brila, Briela, (The) Brill en Brille geschreven. In de oudste stukken, die dateren uit de tijd dat de stad nog maar een dorp was, werd de naam als Brilla en De Bril (KLIK HIER voor een midden in WOII in De Telegraaf aangestipte theorie, dat "één onzer meest roemruchte stadjes" [Den Briel] naar het optische hulpmiddel bril zou zijn vernoemd) geschreven.
Het oudste document, waarin de naam Den Briel valt, dateert uit 1257. Het is een door de heer van Voorne ondertekende kwitantie. De oudste scheepsakte waarin een uit Den Briel afkomstig schip wordt genoemd, dateert uit 1297. Inmiddels weet men dat de dijk langs de rivier Goote (nu de Voorstraat en Nobelstraat) al enkele honderden jaren werd bewoond. En dat na een vreselijke stormvloed in 1214 heel veel overlevers naar deze veilige dijk zijn verhuisd.
Het is niet helemaal onmogelijk, dat voormalige inwoners van een door de stormvloed van de kaart geveegde plaats die eerder de Keltische naam Brogilo (spreek uit: Briel) droeg (en na de ramp als Den Ouden Briel zou worden herinnerd) de naam van hun oude woonplaats hebben gegeven aan het zich in razend tempo rond de huidige Nobelstraat ontwikkelende nederzetting.
KLIK HIER voor informatie over de op Voorne woonachtige Keltische stam die vermoedelijk Brogilo heeft gesticht. (En die mogelijk ook nog iets te maken heeft met de naam van het Brielse stadsdeel Maarland.)
Twee jaar na de voor de groei van Den Briel zo belangrijke stormvloed van 1214 zou het land tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het eiland Voorne definitief onder het water van het Haringvliet verdwijnen.
KLIK HIER voor informatie over de Engelse plaats (The) Brill, waarvan de naam niet dezelfde betekenis heeft als de naam van het gelijknamige Den Briel/Brill op Voorne.
De gemeente geeft er sinds 1813 de voorkeur aan om het beroemde Den Briel onder de in Nederland na 2 eeuwen nog altijd nauwelijks bekende, ambtelijke naam Brielle aan te duiden. Volgens één enkele bron is het besluit om tot de deftiger naam over te gaan al in de Napoleontische tijd genomen. (Met het oog op de relatieve onbekendheid van deze 'chique' variant, wordt de binnen de vesting gelegen stad op deze website heel ordinair Den Briel genoemd. Den Briel, omdat bijna iedereen in Nederland, dankzij de watergeuzen, weet waar die stad ligt.)
Middeleeuwers wisten Den Briel te vinden dankzij de omschrijving "het uiterste Far West der lage landen bi der See."
De bereikbaarheid van Den Briel - vroeger en nu
Den Briel ligt op 2 belangrijke middeleeuwse handelsroutes.
Voor de in zeehaven-annex-stapelplaats Den Briel op kleinere schepen overgeladen vracht liep de oost-westroute via steden als Rotterdam, Dordrecht en Gouda tot ver in Duitsland.
Dankzij het in 1280 al bestaande veer van Den Briel naar Sluys/Maeslandtsluys/Maasluis waren Hollandse plaatsen als Den Haag, Leiden en Haarlem verbonden met belangrijke Vlaamse handelscentra als Gent en Brugge.
Het roemruchte veer van Den Briel naar Maeslandtsluys bestaat nog steeds. Alleen vaart het veer sinds 1728 tussen (het toen als barrière in de weg liggende nieuwe eiland) Rozenburg en Maasluis. De concessie is thans in handen van Connexxion. In de toekomst wordt het veer (waarschijnlijk) vervangen door een tunnel.
De vanaf 1728 tussen de andere kant van Rozenburg en Den Briel varende afsplitsing bestaat ook nog steeds. Dat vervoert sinds de afsluiting van de Brielse Maas in 1950 van april t/m september (brom)fietsers en voetgangers tussen Den Briel en de overkant van het Brielse Meer. In weerwil van de naam, het Veer Brielle - Rozenburg, wordt Rozenburg dus niet meer door het veer aangedaan. (KLIK HIER voor informatie over het voetveer.)
Vanwege de slechte staat van de wegen op het eiland Voorne (waar over later meer) ging het personenvervoer tussen de op het eiland gelegen plaatsen eeuwenlang vaak over water. Verder voeren er schepen van Den Briel naar plaatsen als Rotterdam, Schiedam, Den Haag en Delft.
Aan het begin van de vorige eeuw was men voor het personenvervoer van en naar Brielle onder meer aangewezen op de lijndiensten van de Stoomboot-Maatschappij "Maasnymph" en concurrent ZHSM, die in 1904, met het oog op de komst van een concurrerende vorm van Openbaar Vervoer, fuseerden. De stoomboten van de Maasnymph voeren tussen de Rotterdamse Maaskade W.Z. en Brielle heen en weer. Rotterdammers die de Vlaardingse Stoombootmaatschappij prefereerden konden met een combikaartje op het station Rotterdam Delftsche Poort de trein naar Vlaardingen nemen en aldaar op de stoomboot overstappen. (Let wel: de lijndiensten van Rotterdam naar Brielle en/of Hellevoetsluis deden onderweg meerdere plaatsen aan. Het waren dus geen veerboten, die tussen twee plaatsen heen en weer voeren.) Op deze ansichtkaart vaart stoomboot de Maasnymph de vesting binnen. Het gebouwtje links aan het water is het (nog altijd bestaande, maar niet langer wit gestucte) poortwachtershuis van de (gesloopte) Waterpoort, die u op de volgende afbeelding in z'n volle glorie ziet.
Zo zag de in de vesting gelegen aanlegplaats der stoomboten er uit toen de lijndiensten nog boeren, burgers, buitenlui en heel veel bedevaartgangers naar Den Briel brachten (links het water van het Zuidspui, rechts de haven van het Maarland.
In de jaren 1950 kwam een deel van de bedevaartgangers met speciale bussen, zoals het onderstaande kaartje bewijst.
't Moordenaartje
Tussen 1905 en september 1965 was Den Briel vanuit Rotterdam-Zuid ook bereikbaar via 't Moordenaartje; oftewel het (in de laatste jaren vaak door Dieselmotoren aangedreven) stoomtrammetje van de RTM (Rotterdamsche Tramweg Maatschappij). Het even buiten de vesting, vlakbij het busstation Brielle-Centrum gelegen RTM-station is na een intensieve verbouwing, waarbij de oppervlakte met een aanbouw ongeveer zal zijn verdubbeld, nu in gebruik als (Chinees) restaurant.
Hieronder een foto van de laatste rit van 't Moordenaartje in Brielle, die zo werd genoemd omdat in Rotterdam allerlei 'Zuiderlingen' onder het stoomtrammetje terechtkwamen.
ot chagrijn van de op Voorne-Putten gevestigde winkeliers liet de RTM in haar glorietijd op dinsdag verlengde treinen rijden. Vandaar dat 'tout Voorne-Putten' op dinsdag het geld liet rollen in 'De Stad' (Rotterdam-Centrum) of in winkelstraten op 'Zuid' als de Beijerlandselaan en de Groene Hilledijk (samen: Boulevard Zuid).
Onder de knop 'OVER ONS' kunt u lezen hoe een journalist van het gezaghebbende Gentleman's Magazine in 1793 al steen en been klaagde over de kwaliteit op de Voornse wegen. De slechte toestand van de Voornse wegen was werd met name voor de boeren een ramp, toen Karel V verordonneerde, dat alle op het eiland geteelde landbouwproducten alleen maar in Den Briel op de markt mochten worden gebracht. En dus met karren naar deze stad moesten worden vervoerd. (Het door de keizer verleende recht doet denken aan het door Dordrecht geclaimde stapelrecht op in Brielle aan landend komende goederen, dat voor Dordt ooit nog eens aanleiding is geweest om een oorlog te beginnen. KLIK HIER.)
De eerste fatsoenlijk bestrate weg werd pas in de periode 1804 - 1806 aangelegd. De Rijksstraatweg van Brielle naar Hellevoetsluis. Een tolweg, die in de Franse Tijd werd aangelegd met geld, dat was geleend van een fonds voor oude en arme zeelieden.
De conditie van de overige wegen bleef zeer slecht totdat, met het oog op de door de afdeling Voorne-Putten van de Zuid-Hollandsche Vereeniging Het Groene Kruis te vervoeren zieken en gewonden, Den Briel in 1934 door middel van de 34 kilometer lange Groene Kruisweg werd verbonden met Rotterdam en de in die stad gelegen ziekenhuizen.
Op de Groene Kruisweg moesten voetgangers, fietsers, paard-en-wagens, hondenkarren, auto's, stoomtrammetjes enzovoorts zich tussen Spijkenisse en Hoogvliet over de smalle (en in 1978 vervangen) 'Brug der Zuchten' persen; de uit 1903 daterende Spijkenisserbrug, die voor elke notendop open moest, omdat hij niet op Rijnvaarthoogte was gebouwd, oorspronkelijk alleen voor het stoomtramverkeer bedoeld en daarom het eigendom was van de RTM.
Rond de eeuwwisseling werd de kruising van de N57 (van de A15/N15 ten westen van Rozenburg naar Zeeland) en de N218 (Groene Kruisweg) door een bewindsvrouw (vrij vertaald) spottend afgedaan als de kruising van twee landweggetjes waar af en toe een boerenkar oversteekt. Als het aan deze minister had gelegen, was er nooit een aansluiting gekomen van de N57 op de Thomassentunnel. Eind 2014 werden de werkzaamheden beeindigd aan een Fly-Over voor het verkeer richting Hellevoetsluis op de van meet af aan veel te smal aangelegde N57.
De moderne reiziger is niet aangewezen op de stoomboot of de stoomtram. Die komt met de Connexxion lijnen 103 of 106 (vanaf Metrostation Spijkenisse Centrum) over de vrije busbaan langs de Groene Kruisweg. Fietsend over de gerieflijke fietspaden, die, net als de busbanen, voor een groot deel zijn aangelegd op het RTM-tracé. Of met de eigen auto over de A15/N15, N57 en/of Groene Kruisweg. Overdag schrikken mensen soms van het uitzicht dat langs de rijksweg wordt geboden door de petrochemische industrie. Maar 's avonds en 's nachts verandert datzelfde uitzicht, dankzij de vele lampjes en fakkels van de raffinaderijen in een sprookjeslandschap.
Qua nachtelijk uitzicht schreef cabaretier Thomas van Luyn in het Volkskrant Magazine van 22 februari 2014, dat zijn favoriete stukje 'Nedernacht' de McDrive bij Spijkenisse is. Met een McTasty Menu uitkijkend over het petrochemische Botlekgebied: 'Een mensenloze stad van duizenden witte lampjes, vlammen, pijlen en ladddertjes. Het is altijd kerstmis in Pernis, zoals de Berini's ooit zongen.' (In het nummer Groeten uit Rotterdam, KLIK HIER.) U kunt natuurlijk ook 's avonds in een van de vele Briels eetgelegenheden een vorkje mee prikken om op de terugweg te genieten van de kerstmis in Pernis.
De locatie van onderstaande foto is eerder op deze website als de in opdracht van keizer Napoleon aangelegde Rijksstraatweg omschreven. Inmiddels is duidelijk, dat de foto met het hoge tuinpad-van-mijn-vadergehalte is genomen op de Rik. Een zijweg van de Rijksstraatweg.
Dit is eigenlijk geen Briels vlaggetje!
Linksboven op de site ziet u een afbeelding van een vrolijk gekleurde vlag. De Brielse vlag, zoals veel mensen voetstoots aannemen. De echte Brielse vlag is echter wit-rood-wit. En die zie je niet zo vaak in Den Briel.
Bij feestelijke gelegenheden steken de meeste Briellenaren liever de geuzenvlag uit. Dat wil zeggen, de in oranje, blanje, bleu uitgevoerde 'prinsengeus', die door de watergeuzen werd gevoerd, toen Den Briel hen op op 1 april 1572 wonderbaarlijke wijze in de schoot werd geworpen.
In Brielle heeft de vlag, die de door de soldaten van de prins Willem I van Oranje gedragen livreikleuren draagt, aangevuld met de naar zijn prinsdom verwijzende kleur oranje, een gedoogstatus als alternatief voor het rood-wit-blauw, dat pas sinds 1937 de officiële vlag van het Koninkrijk der Nederlanden is.
Dit is de volledige tekst van het koninklijk besluit, dat af moest rekenen voor de door de NSB uitgedragen voorkeur voor oranje-blanje-bleu: "De kleuren van de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden zijn rood, wit en blauw."
Voor de goede orde: de NSB had geen voorkeur voor de 'Brielse' prinsengeus, maar voor de prinsenvlag; de officiële vlag, waarbij de rode baan in oranje is uitgevoerd.
De STEEG' heeft 4 kleinere versies van de prinsengeus in voorraad: een puntvlag, en drie rechthoekige varianten in de maten 10 bij 15 cm, 20 bij 30 cm en 30 bij 45 cm. Voor grotere maten verwijzen wij naar de collega's van 'Op Hoop' (zeilmakerij en watersportartikelen), Maarland NZ 10, 3231 CE Brielle. 'De STEEG' verkoopt ook vlaggenlijnen van papier (buiten alleen voor eenmalig gebruik) en stof.
(Voorgaande tekst over de prinsengeus dateert uit 2012. Begin 2014 heeft een aantal belangrijke dames en heren besloten, dat Brielse winkels niet langer de befaamde geuzenvlag, maar de officiële gemeentevlag zouden moeten laten wapperen. 'De STEEG' geeft er echter de voorkeur aan om het straatbeeld met de geuzenvlag op te fleuren. Ook al levert dat in de aanloop tot 1 april altijd problemen op met personen, die tot de Duistere Zijde behoren.)
De herkomst van de naam Geus
De eerste geuzen waren van adel. Toen een aantal edelen uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1566 aan landvoogdes Margaretha van Parma, de door haar keizerlijke vader bij de dochter van een Vlaamse tapijtenverkoper verwekte halfzuster van koning Philips II, een smeekschrift voorlegde, waarin gevraagd werd om afschaffing van de bloeddorstige inquisitie, smaalde Karel van Berlaymont: "Madama, ce ne sont que des gueux" (vert: Mevrouw, het zijn slechts bedelaars).
Het scheldwoord (dat ook nog kan worden vertaald met schooier en armoedzaaier) werd door de veelal calvinistische tegenstanders van Philips II als eervolle 'geuzennaam' geadopteerd. Na een fikse bloedtransfusie met avonturiers, werkloze zeelieden, ordinaire criminelen en ander vreemd volk kende men twee soorten geuzen, op land waren de bosgeuzen of wilde geuzen actief en op het water de watergeuzen.
De watergeuzen
Hoewel de 80-jarige Oorlog pas in 1568 zou losbarsten, verkregen de leiders van de opstand tegen Philips II (koning van Spanje, graaf van Holland, heer van Voorne etc. uit het huis Habsburg) al in oktober 1566 politieke en financiële steun van de sultan van het Ottomaanse rijk, dat het huidige Turkije en nog veel meer landen besloeg. De steun van de islamitische potentaat aan een protestante vrijheidsstrijd werd overigens verkregen door bemiddeling van een Joodse bankier die voor de (voor het vervolgen en vermoorden van op Spaans grondgebied gevestigde Joden opgerichte) Spaanse Inquisitie van Antwerpen naar Istanbul had moeten vluchten.
De praktisch ingestelde toekomstige leiders van de protestantse Nederlanden hadden er geen enkel probleem mee, dat het islamitische rijk voor een groot deel was gevestigd in landen die te vuur en te zwaard op de van oorsprong christelijke bewoners waren veroverd. Niet voor niets luidde het geuzenmotto 'Liever Turks dan Paaps'. (Paaps is een spottende term afgeleid van de Italiaanse vertaling van het woord paus [Il Papa in het Italiaans].)
De samenwerking tussen de protestantse watergeuzen en islamitische Turken was zo innig, dat ze de Spanjaarden in 1574 op een zorgvuldig gecoördineerde aanval hebben getrakteerd. De vloot van de sultan veroverde daarbij de aan de Middellandse Zee gelegen Spaanse havenstad Tunis. In Holland sloegen de watergeuzen bij Leiden toe, dat van eind oktober 1573 tot 8 oktober 1574 door Spaanse troepen werd belegerd en uitgehongerd. De schepen van de watergeuzen voerden bij die gelegenheid niet de 'prinsengeus', maar Turkse vlaggen. In de hoop dat de Spanjaarden zouden denken, dat de Turken in de Nederlanden actief waren hadden de geuzen zichzelf vermomd met forse 'Turkse' snorren. (Misschien een tip voor Leidenaren die bij de viering van Leiden Ontzet zijn uitgekeken zijn op de traditionele haring en wittebrood?)
De als Turken vermomde watergeuzen konden overigens dreigend bij Leiden rondvaren, omdat, tot verontwaardiging van de Hoogheemraadschappen Rijnland, Delfland en Schieland, bij Rotterdam en Capelle aan den IJssel de dijken waren doorgestoken om het land onder water te zetten.
De tegenwoordig haast vergeten Turkse connectie van de oer-Nederlandse geuzen is in Den Briel terug te vinden in de (Turkse) 'Halve Maen' op de muts die de hiernaast afgebeelde geus in 1872, ter ere van het 300-jarig jubileum van de bevrijding van Den Briel, voor het Vaderland heeft opgezet en sindsdien nooit meer afgedaan. (U kunt deze en andere foto's en afbeeldingen vergroten door erop te klikken.)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de 'loodzware' uitzendingen van de in Londen gevestigde Nederlandse regeringszender 'Radio Oranje' vanaf 1941 opgevrolijkt door Cabaret De Watergeus. De regering vond het maar niks, zo'n stelletje 'potsenmakers' waarmee de deftige heren de uit een kwartier per dag bestaande zendtijd moesten delen. Maar ja, er was nu eenmaal gebleken dat 'sommige lagen van het Nederlandse volk' behoefte hadden aan amusement.
De opportunistische rol van Elizabeth I
Als de sultan van Turkije de peetvader van de Republiek der Verenigde Nederlanden kan worden genoemd, is koningin Elizabeth I van Engeland de (opportunistische) peetmoeder. Zoals blijkt uit wat er rond 1 april 1572 gebeurde. Met de verovering van Den Briel hebben de watergeuzen op die datum de grondvesten gemetseld van de Republiek der Verenigde Nederlanden die in de oorspronkelijke plannen niet 7 provincies, maar zo ongeveer de huidige Benelux plus een deel van Noord-Frankrijk besloeg. (Belgische lezers opgelet - de Latijnse naam van de alleen in de 7 Noordelijke provincies gevestigde (federale) republiek luidt 'Belgica Foederata'. De 10 'koninklijke' provincies in de Zuidelijke Nederlanden vormden 'Belgica Regia'. Ter herinnering aan de 'verloren' provincies, die Spaans waren gebleven [en later door de Oostenrijkse tak van de familie Habsburg zouden worden bestuurd dan wel door de Franse koning Lodewijk XIV zouden worden veroverd] noemde de Republiek zich ook wel de Verenigde Provinciën.)
KLIK HIER, wanneer u wilt weten hoe de oorspronkelijk katholieke Nederlanden door de 80-jarige Oorlog protestants werden en de protestante Zuidelijke Nederlanden juist katholiek.
Die watergeuzen, in 1572 een soort marine zonder land, vormden overigens een gemêleerd gezelschap van idealistische, meestal religieus bevlogen vrijheidsstrijders en figuren uit de categorie 'tuig van de richel'. Op 1 april 1572 hadden de watergeuzen geen enkele thuishaven in de Nederlanden. Tot die datum opereerden ze vanuit Engeland en het Oost-Friese Emden (Duitsland).
In Engeland wisten de watergeuzen zich niet bepaald te gedragen. Bovendien waren ze met de door Willem van Oranje verstrekte kaperbrieven te grote concurrenten voor haar eigen zeerovers, die, met een door de koningin ondertekende kapersbrief op zak, de zee afschuimden. In 1572 was de maat wat Hare Majesteit betreft meer dan vol. De watergeuzen werden door hun verontwaardigde gastvrouw Engeland uitgeknikkerd. De koningin wilde met deze actie ook een wit voetje halen bij een uitermate lastige aartsvijand: de katholieke koning van Spanje, Philips II, die, hoewel hij als weduwnaar van de katholieke zuster en voorgangster van Elizabeth, Mary I (vanwege haar bloeddorstige aanpak van de protestanten in haar rijk ook wel liefdevol 'Bloody Mary' genoemd) het ene moment naar de hand dong van zijn teerbeminde, protestante schoonzuster, om haar het volgende moment van haar kroon en van haar leven te willen beroven.
Toen de vloot op weg was naar Emden (sommige bronnen claimen, dat Egmond het doel zou zijn geweest van de overtocht), stak er een storm op, die de watergeuzen regelrecht op Den Briel af blies. Sommigen meenden God's hand in de storm te bespeuren. Maar er is een fortuinlijke omstandigheid, die nog veel wonderbaarlijker is dan de wind an sich: de watergeuzen vonden zichzelf terug voor de rede van Den Briel, op een moment, dat het Spaanse garnizoen heel ergens anders in de weer was. En daarom hebben de watergeuzen in 1572 de Spaanse commandant helemaal niet op kunnen knopen. Hij en zijn mannen waren domweg niet in Den Briel op het moment, dat de Vroede Vaderen (het gemeentebestuur en nog wat in het stadhuis verzamelde autoriteiten) van de stad, zwaar onder druk gezet door de dreigend voor de stad dobberende vloot en met de grootst mogelijke weerzin, besloten om de graaf van Holland (tevens 'koninck van Hispanie' en heer van Voorne) formeel de rug toe te keren.
Een goede vriend....
Het is overigens maar de vraag of admiraal Lumey Den Briel (graaf van der Mark en Lummen [een plaats ten oosten van Brussel]) zou hebben ingenomen en langdurig bezet gehouden als zijn vice-admiraal Willem Bloys van Treslong niet in Den Briel was geboren en de stad daardoor niet zo goed had gekend. Bloys van Treslong had van zijn oude vriend, Jan Pieterszn Coppelstock, veerman van het veer tussen Den Briel en Maassluis, te horen gekregen, dat het Spaanse garnizoen die dag niet aanwezig was. De kans dat het garnizoen wel aanwezig zou zijn geweest is overigens nihil. Als bezuinigingsmaatregel was het Brielse garnizoen in november 1571 in Schiedam ondergebracht.
Maar goed, Lumey was op 1 april 1572 eigenlijk van plan om de stad Den Briel, als deze hem door de voorzienigheid in de schoot zou vallen, te plunderen en daarna af te fakkelen. Een opmerkelijk voorbeeld van de tactiek der verschroeide aarde als methode om de protestantse zaak populair te krijgen in de toen nog overwegend katholieke Noordelijke Nederlanden.
De onderhandelingen over de overgave zijn overigens gevoerd door Coppelstock en burgemeester Koekebakker, die eerst hardnekkig weigerde zijn stad over te geven. Maar inbond toen hem op de mouw werd gespeld dat de geuzenvloot 100 schepen en 5000 koppen telde. In werkelijkheid bestond de vloot uit 26 schepen en waren er veel minder watergeuzen dan de goedgelovige Koekebakker en zijn collega-burgemeesters zich op de mouw lieten spelden. (Vandaar dat een dom persoon ook wel een koekenbakker wordt genoemd.)
Zelfs toen Den Briel in handen was gevallen van de watergeuzen, kostte het Bloys van Treslong grote moeite om Lumey ervan te weerhouden de stad alleen maar te plunderen en dan weer over te laten aan de Spaanse bezetter.
De familie Bloys van Treslong bezat heerlijkheden in Vlaanderen, Henegouwen en Holland. De uit Den Briel afkomstige onder-admiraal jonkheer Willem van Blois van Treslong was overigens heer van (het op Voorne gelegen plaatsje) Oudenhoorn. Zijn vader was baljuw van Voorne. De baljuw was een zeer hoge ambtenaar die in een stad of streek de vorst vertegenwoordigde. Het belang van de functie wordt onderstreept door de grootte van de (sindsdien menigmaal verbouwde) horecagelegenheid tegenover het stadhuis. Dat was in de Middeleeuwen de ambtswoning van de baljuw. 'De STEEG' heeft wel eens een kinderboek gelezen, waarin het gebouw van 'De Hoofdwacht' als ouderlijk huis van Willem Bloys van Treslong fungeerde.
Het Spaanse garnizoen heeft nog wel een poging gedaan de stad weer op de watergeuzen terug te veroveren. Daarbij hebben de watergeuzen en Spanjolen buiten de vesting gevochten, aan de Hossenbosdijk en bij de Zuidpoort.
Die poging is mislukt, doordat stadstimmerman Rochus Meeuwiszn met gevaar voor eigen leven, het Nieuwelandsesluisje vernielde en daardoor een soort mini-waterlinie om de stad veroorzaakte, die de Spanjaarden succesvol tegenhield. De mini-waterlinie was zo effectief, omdat de waterstand door het slechte weer van de afgelopen dagen erg hoog was. En de 'Spanjolen' van nature geen waterratten waren, al zwemmend hun kruit niet droog konden houden, en door het gewicht van hun metalen helmen en kurassen, alsmede de donderbussen, lansen, zwaarden, hellebaarden en wat dies meer zij, dreigden te verdrinken.
Zelfs Johan H. Been (1859 - 1930), bij leven stadsarchivaris van Den Briel, onderwijzer en schrijver van zeer vaderlandslievende jongensboeken, ontkwam in een van zijn vele geschriften niet aan de verzuchting dat de inname van Den Briel geen groots wapenfeit genoemd kan worden.
In naam van Oranje doe open de Noordpoort!
In de 17e eeuw heeft men de indrukwekkende poort (met torens aan weerszijden) waardoor de watergeuzen Den Briel hebben betreden gesloopt en in 1609 een nieuwe Noordpoort gebouwd aan het Maarland NZ. Van de nieuwe Noordpoort resteert een alleraardigst tolhuisje langs het water (goed zichtbaar vanaf de brug). Van de Noordpoort die in 1572 dienst deed, steken de fundamenten de grond uit op Bastion IX.
De brug naar de oude Noordpoort en naar het tolhuisje van de 2e Noordpoort ligt aan het einde van de Voorstraat (het einde van de Voorstrat heet ook wel Noordeinde, al zult u die naam niet op een straatnaambord tegenkomen). Rechts van de brug ligt het tolhuisje. Het straatje schuin tegenover de brug heet de Dijkstraat. Dit straatje leidt naar de plek van de eerste Noordpoort en heeft veel aan belang en drukte verloren toen deze belangrijke toegang tot de vesting werd afgesloten.
Op 1 april 1922 was het overigens een drukte van jewelste bij de fundamenten van de Noordpoort. Koningin Wilhelmina onthulde toen een gedenkplaat ter herinnering aan de overwinning van de geuzen.
De bestorming van Rotterdam (en van Delfshaven)
Tot overmaat van ramp - in Spaanse ogen ten minste - werden de terugtrekkende Spanjaarden ter hoogte van de Nolle in Vierpolders opgewacht door een legertje vrouwen, dat de dappere soldaten te lijf ging met deegrollers, pollepels en allerlei andere huishoudelijke artikelen, die in 16e eeuwse keukens zoal waren te vinden. Het legertje ging roemloos op de vlucht.
In Vierpolders (gemeente Brielle) ligt, in het verlengde van de dijk die Nolle heet, de Spanjaardsweg. Deze weg heeft vroeger Spanjaardsdijk. Die naam is ontstaan, omdat een aantal Spanjolen aan het eind van de huidige Spanjaardsweg de Maas in werd gejaagd en roemloos verdronk.
Op 9 april 1572 heeft het gefrustreerde, uit Den Briel verjaagde en in Vierpolders door vrouwen overvallen, Spaanse garnizoen de stad Rotterdam bestormd, het oorspronkelijke, houten beeld van Erasmus kapotgeschoten en verbrand en bloedbaden aangericht onder zowel katholieke als protestante inwoners. Wereldberoemd werd het verhaal van de mensen, die in het destijds op de hoek van de Grote Markt en 't Hang gelegen 'Huis In Duizend Vreezen' aan de Spaanse moordzucht ontkwamen, doordat ze een bok hadden geslacht en het bloed van het dier over de drempel en de stoep hadden laten stromen. De methode is overigens op een Bijbeltekst gebaseerd. En het verhaal werd al in 1706 door sommige Rotterdammers als onzin afgedaan. Volgens de critici hadden de Spanjaarden een schoenmaker in de voordeur van het huis aan zijn rechterbeen opgehangen en had men hem twee dagen lang 'in duizend vreezen' laten hangen, terwijl niemand hem durfde los te maken. De ongelukkige zou verder zijn hele leven mank hebben gelopen.
Het mag duidelijk zijn, dat indien Citymarketeers zich destijds met het 'Huis Van De Duizend Vreezen' zouden hebben bemoeid, zij de voorkeur zouden hebben gegeven aan het verhaal van het bokje. Want dankzij het verhaal over het aan de bloeddorst van de moordlustige Spanjaarden opgeofferde bokje werd het 'Huis Van De Duizend Vreezen' al snel een toeristentrekker van jewelste. Als de legende waar is, kan het haast niet anders dan dat de bedenker van de door het Oude Testament geïnspireerde list protestants is geweest. Het was gewone katholieken immers verboden om zèlf de bijbel te lezen. En in de kerk mochten ze de dienst alleen aanhoren in een taal, die het overgrote deel van de gelovigen niet verstond: het Latijn.
(Het aantal in Rotterdam gevallen dodelijke slachtoffers valt naar huidige begrippen mee: circa 40. Na de bevrijding van Den Briel zouden de watergeuzen ongeveer 5 keer zoveel Brielse katholieken over de kling jagen. Mede dankzij een goed geoliede protestantse PR-machine was (en is) er veel meer belangstelling voor de 40 onschuldige Rotterdamse slachtoffers dan voor de 'medeplichtige' Brielse katholieke burgersn, die tegenwoordig volledig vergeten lijken te zijn; zelfs door de bestuurders van de gemeente Brielle.)
De Spanjaarden waren overigens naar Rotterdam getrokken om vandaar uit de haven van de stad Delft te heroveren. De huidige Rotterdamse wijk Delfshaven was op 7 april 1572 in handen van de watergeuzen van Lumey gevallen. Wat hen in Den Briel niet lukte, slaagde in Delfshaven wel. Binnen een week waren de Spanjaarden weer heer en meester in Delfshaven, waar ze grote vernielingen aanrichtten en gedurende 4 maanden een terreurbewind uitoefenden. (In 1577 werd ter plaatse de beroemde admiraal Piet Hein geboren, die in 1628 de aan de toenmalige koning van Spanje toebehorende Zilvervloot zou kapen. Met de opbrengst van die Zilvervloot kon de oorlog tegen Spanje een jaar lang worden gefinancierd.)
De liederlijke zoon van Alva
Niet alleen het Brielse garnizoen - het hele Spaanse leger voelde zich opgelaten over de knullige wijze, waarop Spanje Den Briel was kwijtgeraakt en de verliezers zich ook nog eens door een groepje furieuze vrouwen aan de Nolle hadden laten vernederen.
De 'bestorming van Rotterdam' (die in de toch wat minder kleinzielige 16e eeuw in Europa als een ontoelaatbaar wrede aanval op de burgerbevolking van een 'open stad' werd gezien - de Rotterdammers hadden op 9 april zelf de Oosterpoort geopend voor kleine groepjes Spanjaarden)* was het begin van een buitengemeen wrede, door moorden, plunderingen, en voor die tijd zelfs opvallend veel verkrachtingen gekenmerkte campagne onder leiding van Don Frederik (voluit: Fadrique Álvarez de Toledo), de zoon van de hertog van Alva, die met de Spaanse Furie van Mechelen op 2 oktober 1572 een voorlopig hoogtepunt vond.
Op 17 november 1572 werd Zutphen getroffen door een vergelijkbaar lot ('het bloedbad van Zutphen').
1 december 1572 was het de beurt van Naarden, waar mannen, vrouwen en kinderen werden vermoord (en/of verkracht) tot er naar verluidt zo'n 60 overlevenden resteerden ('het bloedbad van Naarden'). In juni 1573 was het de beurt van Haarlem, dat zich, na een beleg van pakweg een half jaar, uitgehongerd moest overgeven aan Don Frederik, wiens opvallende wreedheid mogelijk is terug te voeren op het feit, dat hij weer in een goed blaadje wilde komen bij koning Filips II, die een ontzettende hekel aan hem had en hem al eens naar Afrika had laten verbannen.
En de bril van Alva
Onder de oorspronkelijke naam Den Briel is Brielle is vooral bekend, als keerpunt in de in 1568 begonnen strijd tegen de Spanjaarden. Op 1 april 1572 werd de stad door de watergeuzen veroverd op de troepen van de wrede landvoogd Alva; vandaar het aloude gezegde: op 1 april verloor Alva zijn "bril".
Ezelsbruggetje
1 april verloor Alva zijn bril (Den Briel).
April 6 verloor hij zijn fles (Vlissingen).
De 2e mei zijn neus erbij (Terneuzen).
Bakker Ribbe maakte zelfs bij het koninklijk bezoek van 1 april 1922 goede sier met een variant op dit ezelsbruggetje, waarin het Alva nog het meest heeft gespeten, dat hij nooit meer Ribbes vermaarde Brielsche zandtaartjes heeft gegeten.
In 2012 is 'De STEEG' bezocht door een in het vooroorlogse Nederlands-Indië opgegroeide, hoogbejaarde Amerikaan, die informeerde, waar hij de winkel van Bakker Ribbe kon vinden. Toen de man kind was, hadden zijn ouders altijd blikjes met Brielsche zandtaartjes naar 'de Oost' laten opsturen.
Banketbakkerij en Melksalon J. D. van Rij uit het Noordeinde destijds ook al zijn "Echte met Goud bekroonde Zandtaartjes". En Banketbakkerij G. van Hoffen uit de Voorstraat was gespecialiseerd in Brielse Zandkoekjes; los en verpakt in luxe trommeltjes. In 1936 deed banketbakkerij Cor Ribbe, die de zaak met huisnummer 33 had uitgebreid, de volgende waarschuwing uitgaan: "RIBBE'S BRIELSCHE Zandtaartjes zijn alleen echt in oranje verpakking."
Het zijn vooral de in Parijs en Brussel bekroonde zandtaartjes van de legendarische Cor Ribbe waar in Den Briel nog altijd naar wordt getandhakt.
Tip: in een kraam van de afdeling 'Weergors' van het plaatselijke verpleeghuis 'De Plantage' worden tijdens de vlooienmarkten bij 'Eurotuin' (zie het evenementenoverzicht op deze site) wel eens (naar verluidt) volgens het geheime recept van Cor Ribbe gebakken 'Brielsche Zandtaartjes' aangeboden.
'De STEEG' is helaas niet in staat de smaak van deze zelfgebakken zandtaartjes te vergelijken met de enige echte in de oranje verpakking.
De in het tuincentrum gehouden vlooienmarkten zijn in 2014 verboden; als niet passend in het bestemmingsplan. Naar verluidt wordt er echter - ook door de voor het verbod verantwoordelijke gemeente! - aan een oplossing gewerkt. 'De STEEG' hoopt de markten weer snel op het evenementenoverzicht van deze website te kunnen vermelden.
Libertatis Primitiae
de bombastische taal van weleer was Den Briel de 'Eersteling der Vrijheid'. De Latijnse vertaling levert de roemruchte Brielse wapenspreuk 'Libertatis Primitiae' op. Het afgebeelde timpaan is te vinden op de voorgevel van het oude stadhuis (Markt 1).
Het motto 'Libertatis Primitiae' luidde aan het eind van de 16e eeuw voluit 'Primitiae Belgicae Libertatis Brilae'.
Een illegale schilddrager op het stadhuis
Op 24 juli 1815 besloot de Hoge Raad van Adel, dat het wapen van de stad, die te deftig was geworden voor de naam Den Briel, er als volgt uit zou zien: "Van zilver beladen met een pal van keel. Het schild gedekt met een kroon van goud, gecierd met 17 paarlen en ter linker zijde vastgehouden door een centour, onder het schild het voorvaderlijke motto : Libertatis Primitiae."
Voor uw en mijn ogen zien de heraldische kleuren zilver-keel-zilver eruit als wit-rood-wit; niet toevallig de kleuren van het Huis van Voorne, dat, in de glorietijd van de stad, vanuit Den Briel, over Zeeland en een groot deel van de Zuid-Hollandse Eilanden heerste. De kroon op het wapen is een gravenkroon; opnieuw een verwijzing naar de Heeren van Voorne, die zich - in weerwil van hun lagere titel heer - graaf van Voorne mochten noemen.
Wat die centaur (half mens, half paard) betreft, klopt er geen geen bal van het besluit. Het Brielse wapen werd eeuwenlang gedragen door een capirussa; een mythologisch wezen (met een mensenhoofd, hondenoren, mensentorso (soms mannelijk, soms vrouwelijk), hondenstaart en paardenhoeven), dat ooit ter hoogte van Den Briel in de Brielse Maas moet zijn gesignaleerd.
De schildhouder werd in de loop der eeuwen steeds anders afgebeeld. De ene keer met meer menselijke onderdelen en soms juist met meer hond. Naar verluidt is het schild ook wel eens door een hond gedragen. Al in de 18e eeuw waren er achterdochtige lieden, die niet geloofden dat er ooit in de Brielse Maas zo'n zeemonster zou hebben rondgezwommen. Volgens één van hen verwees de naam capirussa naar het Nederlandse woord caper (kaper); een beroep, dat de Watergeuzen uitoefenden.
Op het timpaan van het oude stadhuis wordt het wapen niet gedragen door de door de Hoge Raad van Adel gedecreteerde centaur, maar door een 'illegale' capirussa. Aan de Koopmanstraatzijde van het Stadhuis/Historisch Museum wordt het wapen op de gevel van de oude gevangenis door twee fabeldieren gedragen: rechts de typisch Brielse capirussa en links een eenhoorn.
Het is overigens geen wonder, dat de Hoge Raad van Adel in 1815 de kluts kwijt was toen men het verkeerde mythische wezen in het Brielse wapen parachuteerde. In de 18e eeuw werd de capirussa in het wapen door velen aangezien voor een Cerberus (de mythologische hellehond met drie koppen, die bij de oude Grieken de onderwereld bewaakte en voor 'Harry Potter & De Steen der Wijzen' model stond voor Pluisje) of een "mislukte hond". Misschien is het trotse mythische wezen al voor de 18e eeuw wel eens aangezien voor een 'mislukte hond' en komt daar het verhaal vandaan, dat het wapen van Brielle ooit door een hond gedragen zou zijn. Klik hier wanneer u geïnteresseerd bent in de zeemeermin van Zwartewaal.
Het oudste stadswapen (een 'gepimpte'versie van het 13e eeuwse dorpswapen) werd overigens 4 jaar voordat Den Briel stadsrechten verkreeg in gebruik genomen. Illegaal dus. In dorps- en stadswapen waren honden noch zeemonsters te vinden. Het bestond uit "een paal van keel" aan weerszijden geflankeerd door een naar beneden kijkende zalm. De 19e eeuwer W. Plokker, historicus en stadsschoolonderwijzer te Brielle, was van mening, dat zijn middeleeuwse bronnen wellicht niet in staat zijn geweest om een zalm van een haring te onderscheiden. Wat zou een tot een welvarende stad uitgroeiend vissersdorp, dat zich toelegt op de haringvisserij, aan moeten met een zalm op het dorpswapen?
'De STEEG' neemt de vrijheid om erop te wijzen, dat een uit de begintijd van Den Briel daterend en bij burcht van de Heeren van Voorne behorend gebouwencomplex op de hoek van de Vischstraat destijds ook 'De Zalm' heette. Hoewel een groot deel van de middeleeuwse rijkdom van Den Briel aan de haringvangst te danken is geweest, is het complex zelfs in de glorietijd van de stad nooit omgedoopt tot 'De Haring'.
Delen van dit adelijke gastenverblijf-annex-refugium zijn opgegaan in het huidige 'Hotel De Zalm', waarvan het restaurant (met de volgens bezoekers van 'De STEEG' sehr preiswerte gutbürgerliche Küche) 'De Gekroonde Zalm' heet. Het tot de Fletcher-keten behorende hotel De Zalm bestaat uit meerdere,
geschakelde panden. Hoewel dit niet aan de gevel te zien is, zou één pand nog uit de tijd van het refugium dateren. Wie een blik werpt over de aan de Rozemarijnstraat gelegen parkeerplaats voor gasten van het hotel ziet op de achtergrond drie torens. Het op de foto haast in de mist verdwenen torentje links hoort bij het oude stadhuis. Rechts ziet u de toren van de Catharijnekerk.
Tussen deze torens in ziet u de middeleeuwse uitkijktoren van het toenmalige refugium De Zalm. Handig om in tijden van oorlog te kijken of de stad door legers wordt bedreigd. Maar in middeleeuwse tijden ook fijn om te controleren of er ergens in de overwegend uit houten gebouwen bestaande stad een pand in de fik staat. Het brandgevaarlijke, middeleeuwse Den Briel telde nog veel meer uitkijktorens. Zo stond er ter hoogte van de huidige HEMA aan de Turfkade een Cranetoren.
Omdat "De STEEG' vaker afbeeldingen van gekroonde zalmen dan van gekroonde haringen tegenkomt, zou het best wel eens kunnen zijn dat het deels van de haringvangst levende Den Briel in het wapen liever een deftige zalm zag dan een ordinaire haring.
(Meer over de geschiedenis van de gebouwen van 'Hotel De Zalm' in de tekst 'De burchten van gravin Aleida'.)
1 april - een jaarlijks terugkerend feestje
Jaarlijks wordt de bevrijding van de Spanjaarden, die op 1 april 1572 heeft plaatsgevonden, uitbundig gevierd. Aan het begin van de dag wappert de Spaanse vlag nog uitdagend op de toren van de Sint-Catharijnekerk. Na de 'bevrijding' van Den Briel zal het symbool van Buitenlandse onderdrukking worden gestreken.
Leden van straatgroepen en/of 1 April Vereniging steken zich in Middeleeuwse kleding. Er wordt op straat gebakken, gekookt, gegeten en gedronken. Ook wordt de bevrijding van Den Briel nagespeeld, met als hoogtepunt het ophangen van de Spaanse commandant (een gebeurtenis die in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden). Het spel duurt een groot gedeelte van de dag en wordt op verschillende locaties uitgevoerd. Dit alles in een rijk versierde stad, versierd met Spaanse vlaggen en geuzenvlaggen en de was die boven de straten hangt. (Zie:
www.1aprilvereniging.nl)
In het verleden werd aan de Pieter van der Wallendam een houten 'Zuijderpoort' opgebouwd. Maar aan die traditie is lang geleden een eind gekomen. (De echte Zuiderpoort is aan het begin van de vorige eeuw gesloopt. Omdat het verkeer te druk werd.)
Tip: bezoek het 1 april-museum in het Kruithuis. Dit op een eilandje tussen de wallen gelegen museum is in eendrachtige samenwerking gesticht en ingericht door vaderlandslievende èn Spaansgezinde vrijwilligers (en dat, terwijl laatstgenoemden op deze site vaak laatdunkend met de term 'de duistere zijde' worden aangeduid). Het kruithuis is het makkelijkst te vinden door achter de huidige Albert Heijn of bij de molen de wallen op te gaan. Openingstijden: van 1 april tot 1 oktober op zaterdag van 11.oo tot 16.00 uur en op zondag van 12 tot 16 uur. In de collectie staan de 1 aprilfeesten centraal.
De Kalknacht
De nacht van 31 maart op 1 april heet 'de Kalknacht'. Duistere figuren gaan dan traditioneel met potten witkalk en kalkstiften (en absoluut niet met autolak en latex-verf) over straat om allerlei teksten op Brielse ruiten te kalken. De traditie is inmiddels ook naar 'buiten de vesting uitgewaaierd'.
In 2013 werd iemand op de etalage van Zeeman ge-out als degene die, waarschijnlijk na een bezoekje aan de plaatselijke discotheek, verantwoordelijk zou zijn voor het vernielen van de voorganger van die ruit.
KLIK HIER om te lezen hoe men in de Brielse Voorstraat in vroeger tijden een soort primitieve waterleiding had om comfortabeler de ramen te kunnen zemen. In hetzelfde Ditjes & Datjes-blog kunt u lezen, dat u zich geen zorgen hoeft te maken over al die ogenschijnlijk verzakte panden in Den Briel.
De Spanjolen
In aanloop tot de 1 April-viering is een aantal dubieuze Briellenaren bereid om zich in het kostuum van de gehate Spaanse bezetter te hijsen. En vervolgens in bewapende groepen door de stad te trekken om daar onder bedreiging met donderbussen en ander wapentuig de beruchte 'tiende penning' te heffen (lees: hardwerkende winkeliers af te persen), alsmede eerbare vrouwen en kuise maagden de stuipen op het lijf te jagen.
Tijdens hun afpersingspraktijken worden de Spanjolen gewoonlijk vergezeld door weldoorvoede priesters, zich niet erg vroom gedragende nonnen, lichte vrouwen en een groep Spaansgezinde burgers die na de verovering van Den Briel hondsbrutaal de Duistere zijde verraden en de bevrijding meevieren of hun hartenwens zojuist is vervuld. Zowel watergeuzen en als Spanjaarden maken deel uit van de 1 April-vereniging. Watergeuzen en burgers betrekken hun Middeleeuwse kleding meestal bij de aan de 1 April-vereniging gelieerde Geuzennaald. Wanneer u hier klikt, leest u er niets over, maar volgens zich gediscrimineerd voelende Spanjolen weigeren de vrijwilligers van de Geuzennaald nog altijd om de vertegenwoordigers van de Bezettende Macht van kleding te voorzien.
Eerst in maart 2011 is het tot deze nepspanjolen doorgedrongen, dat de beveiliging van 'De STEEG' al enige tijd in poten was van een 'Spaensche Kuytenbeijter'. Hoewel het een volledig symbolische functie betreft, werden voorbijgangers schadeclaims te voorkomen op een zogeheten stoepbord in het Espanjools en het Nederlands gewaarschuwd voor de aanwezigheid van de Spaensche Kuytenbeijter.
Helaas werd het arme dier vervolgens constant uit zijn slaap gehaald door in een fluwelen driekwart broek gestoken, louche figuren, die hem uitnodigden zijn tanden in hun Spaensche kuyt te zetten. Dit landverraderlijke gespuis is kennelijk zo wreed, dat ze zelfs een bejaarde, maar vaderlandslievende hond zijn schoonheidsslaapjes misgunnen!
Vaderlandslievende jeugdboekenschrijvers als Johan Been en W.G. van der Hulst konden zich nog permitteren om de bewoners van het koninkrijk Spanje aan te duiden als 'Spanjolen'. 'De STEEG' gaat volledig mee in die literaire traditie. Maar het is wachten tot er een uitnodiging komt van de Spaanse commandant, die zich gediscrimineerd voelt. Klik hier, wanneer u behoefte voelt om met de bezettende macht van Brielle te collaboreren. En klik hier, wanneer u in een (nota bene door de van elke vorm van schaamte gespeende bezettende macht zèlf gemaakte) fotoreportage wilt zien hoe plakkaten plakkende de Spanjolen in maart 2013 zijn tekeer gegaan met een onwillige winkelier en de ramen van een andere hardwerkende middenstander.
Sinds 1 april 2013 kan Tommie, de Spaensche Kuytenbeijter, er helaas niet bij zijn. Hij is inn februari van dat jaar, na op de kop af 5 jaar en een maand trouwe dienst, in de leeftijd van bijna 15,5 jaar overleden als gevolg van van een korte, maar hevige ziekte. Hoezeer Tommie aan het werk was gehecht bleek, toen hij de dag voor zijn dood weigerde naar huis te gaan en langzaam, maar onverstoorbaar, naar de winkel liep. Tommie wordt (ook al hebt u zojuist een glimp van zijn opvolger opgevangen) niet alleen door 'De STEEG' gemist. (KLIK HIER voor het afscheidsblog.)
De dubieuze dame met de gouden munten
Het was 'De STEEG' tot nu toe ontgaan dat vooraan de stoet met zegevierende geuzen een dame loopt die aan kinderen gouden munten uitdeelt. Bij nadere beschouwing blijken de gouden munten van chocolade en is de dame geen dame, maar een oudere heer.
Deze grootvader bekleedt een vooraanstaande functie in de plaatselijke politiek. Op 1 april verwijst hij met zijn dameskleding en gouden munten naar een Brielse notabele, wiens functie kan worden omschreven als een soort wethouder van financiën die, gebruikmakend van de door de watergeuzen veroorzaakte chaos, in dameskleding gehuld, de gemeentekas de vesting uit wilde smokkelen. Voor zichzelf, voegde de dochter van de 'dame' met de 'gouden' munten er verontwaardigd aan toe. (Zie tekst 1 december-viering.)
'De STEEG' vermoedt, dat deze notabele travestiet een samensmelting is van de Franse commandant, die in december 1813 de stad in dameskleding wilde ontvluchten, en rentmeester Jan van Duvenvoorde, die in 1572, in vermomming, tussen de vele vluchtelingen in, er via de Zuidpoort met een hele boel geld vandoor wilde gaan.
Op bovenstaande foto's een impressie van de geuzenmaaltijd waar het verhaal over de politicus-in-travestie en zijn 16e eeuwse voorganger de ronde deed. En de goede sfeer zelfs niet te lijden had onder het tot enig geblaf aanleiding gevende conflict dat plotseling oplaaide tussen de Spaensche Kuytenbeijter-in-opleiding en de normaliter door hem zeer gewaardeerde Deva.
Een katholieke visie op de 1 april-viering anno 1930
In het Gedenkboek van Voorne, in 1930 uitgegeven om te herdenken dat Den Briel 600 jaar eerder tot stad was verheven, lezen we in een door H. Conijn geschreven hoofdstuk, dat veel katholieken geen goed woord over hadden voor de beruchte 'Apriliana', omdat men had berekend dat de watergeuzen in de stad ongeveer 200 katholieken om het leven zouden hebben gebracht. Slachtoffers, waar rond 1 april overigens nog altijd geen woord aan vuil wordt gemaakt. Net zoals tactvol wordt verzwegen, dat binnen en buiten de vesting kerken en kloosters zijn geplunderd en/of vernield (schuin tegenover de toren van de Sint-Catharijnekerk staat de poort van het Brigittenklooster en in Rugge werd het Sint-Elizabeth klooster vernield). De na de plunderingen resterende bezittingen van de kloosters en kerken werden overigens in een soort fonds ondergebracht en de opbrengst gebruikt voor algemene zaken, zoals het salaris van onderwijzers, het onderhoud van het pesthuis en de bouw van bijvoorbeeld een nieuwe pastorie.
Conijn vindt dat van lidmaten van de (katholieke) Kerk, die Lumey's slachtoffers rekent onder de Heiligen Gods, niet kan worden gevergd, dat zij de beulen van deze bloedgetuigen (= martelaren) een 'venite adoremus' (vert: laten wij aanbidden) toezingen en het openbreken van de poort met een 'blyde incomste' gelijkstellen. (Wanneer een land of streek in de Middeleeuwen een nieuwe heerser kreeg, werd deze door de belangrijkste steden uitgenodigd voor een 'blyde incomste'.) Conijn citeert professor P.J. Blok die ooit heeft gezegd dat de watergeuzen eerder "het uitvaagsel der natiën" zijn geweest dan de door idealen gedreven kampvechters voor godsdienst en recht.
Katholieken deden er, volgens Conijn, beter aan om naar het buiten de stad gelegen monument voor de H.H. Martelaren van Gorcum te lopen dan 1 april te vieren. Let op: op de ansicht ziet u de oorspronkelijke, houten Bedevaartskerk die in 1932 door een onlangs fraai gerestaureerd, art deco-achtige opvolger van steen en beton is vervangen.
Uit 1938 dateert onderstaande rekening, waarop een ongetwijfeld vrome en katholieke timmerman de prinselijke som van fl. 5.50 in rekening brengt voor 5 uur werk aan de vaandelkist van de "Broederschap de Processie na Brielle".
Volgens de tekst op onderstaande ansichtkaart ziet u bedevaartgangers die bidden op het graf van de Martelaren van Gorcum. De stoffelijke resten van de Martelaren zijn in 1615 in het diepste geheim van Den Briel naar Brussel gebracht. (Zie even verderop: 'Lumey, de Martelaren en de prins van Oranje.')
We hoeven ons niet af te vragen wat de verbitterde Conijn zou hebben geschreven als hij zou hebben geweten, dat in de volgende eeuw, de katholieken die de bedevaart naar het monument voor de Martelaren van Gorcum maakten, tijdens de wandeling een discotheek zouden passeren die was vernoemd naar de Geuzenleider, die opdracht heeft gegeven de 19 martelaren op gruwelijke wijze te martelen en ter dood te brengen. Boze tongen beweren dat de tot een historische persoon terug te brengen naam Lumey (die destijds zowel in het katholieke kamp als door de aanhangers van Willem van Oranje als een oorlogsmisdadiger werd beschouwd) destijds niet door de eerste eigenaar van de discotheek is verzonnen, maar een van weinig historisch besef en fijngevoeligheid getuigende suggestie zou zijn geweest van 'iemand op het stadhuis'. Inmiddels wordt het gebouw niet langer als discotheek uitgebaat en is de naam van de admiraal die de stad Den Briel oorspronkelijk had willen plunderen en dan van de aardbodem wegvagen, van het gebouw verdwenen.
In het sterk verzuilde, vooroorlogse Nederland van weleer stikte het in de straten van de winkels die vooral door geloofsgenoten werden 'gefrequenteerd'. De hervormden kwamen bij voorkeur bij een hervormde melkboer, groenteboer, kruidenier, bakker, slager enz. Ook gereformeerden en katholieken gunden hun klandizie liever aan een geloofsgenoot.
Tegenwoordig is dat anders. De moderne consument is meestal niet bijster geïnteresseerd in de vraag welk geloof een winkelier aanhangt. Normaliter zou 'De STEEG' ervoor passen om een lang geleden uitgevochten geloofsstrijd aan te wakkeren. Maar ja, zelfs rekening houdend met een wellicht door katholieke propaganda opgeblazen dodental van 200 vermoorde katholieke Briellenaren, is het niet helemaal netjes dat er vanaf 2 april (de datum waarop de nieuwe machthebbers zijn begonnen om met de 'papen' af te rekenen) niet de moeite wordt genomen om stil te staan bij het lot van zoveel vermoorde burgers die meestal niet meer hadden misdaan dan katholiek te zijn.
Voor de goede orde: nadat Lumey ermee in had gestemd om de stad te sparen, heeft hij opdracht gegeven om de Brielse kloosters 's morgens vroeg te plunderen. Om de feestvreugde te vergroten, droegen de geuzen daarbij priestergewaden. Naar verluidt kon men tot in Maassluis en Zierikzee de vuren zien branden, waarmee de plunderingen gepaard gingen.
1 december-viering
het er aan toe bij de jaarlijkse herdenking van de ongeveer anderhalf uur durende, met geweer- en kanonschoten in de binnenstad gepaard gaande verdrijving van de uit ongeveer 1000 man bestaande troepen van Napoleon, die in Den Briel op 1 december 1813 heeft plaatsgevonden.
Sinds 1813 wappert elk jaar op 1 december de oranjevlag op de Sint-Catharijnetoren. En jaarlijks vraagt 'De STEEG' zich traditiegetrouw op 1 december af welk lid van het koningshuis jarig zou zijn. Na een tijdje valt het kwartje dan alsnog.
Het kanon, dat vanaf de Wellerondom het oude stadhuis onder vuur lijkt te nemen, staat daar ter herinnering aan het wapen, waarmee de op de Markt verzamelde Fransozen vanaf het pleintje onder vuur werden genomen; via de bij rondvliegende
kanonskogels beangstigend smalle Koopmanstraat. De Fransen hadden overigens zelf 4 kanonnen op de Markt staan, waarmee ze Nobelstraat, Voorstraat, Koopmanstraat en Vischstraat bestreken.
Vanwege de nabijheid van stadhuis en gevangenis werd de hoek Venkelstraat/Koopmanstraat in de Franse tijd bewaakt. De Franse schildwacht was op 1 december 1813 toevallig niet op zijn post, toen de strijd om half 5 's morgens losbarstte. Stomdronken van alle drank, die hem was opgedrongen door vriendelijke Briellenaren.
Al om 6 uur 's morgens kon de Oranjevlag op de Sint-Catharijnetoren worden gehesen. Vervolgens heeft de Franse commandant heeft vergeefs geprobeerd om Den Briel in dameskleding te ontvluchten.
Tot ieders verbazing, kwam later nog wel een aantal in Hellevoetsluis gelegerde troepen op hoge toon in naam van keizer Napoleon eisen, dat de poort werd geopend. In het Frans nog wel. Daar werd dus niet naar geluisterd. En zo maakte de Eersteling der Vrijheid haar in de 80-jarige Oorlog verworven erenaam opnieuw waar.
Volgens boze tongen was de verdrijving van de troepen van Napoleon voor van deftigheid naast hun schoenen lopende ambtenaren en bestuurders aanleiding om de populaire (maar te ordinair geachte) naam Den Briel officieel te laten vallen ten faveure van de deftige (maar na zo'n 200 jaar nog altijd veel minder bekende) variant Brielle.
De Briellenaren kwamen in de nacht van 30 november op 1 december 1813 in opstand tegen de Franse bezetting (eerdere pogingen waren roemloos mislukt). Op 30 november 1813 had de latere koning Willem I bij Scheveningen voet op vaderlandse bodem gezet. Hoewel de zoon van de laatste stadhouder pas in 1815 tot koning zou worden uitgeroepen, werd in 2013 het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden gevierd.
Er zijn aanwijzingen, dat prins Willem Frederik (de latere koning Willem I) om symbolische redenen zijn eerste voet op vaderlandse bodem liever niet in Scheveningen maar in Den Briel had gezet, wanneer een eerdere Brielse opstand tegen het Franse gezag niet was mislukt.
KLIK HIER om te lezen hoe de 1 december-viering in 2013 op grootsere wijze wordt aangepakt dan normaal.
Die vreselijke tiende penning
Terug naar de Opstand tegen de Spaanse overheersing. De naam van de waarschijnlijk buiten medeweten van de minister van financiën geheven tiende penning verwijst naar de door de beruchte hertog van Alva ingevoerde BTW-heffing van 10% op de verkoop van roerende goederen (voedsel, drinken, kleding etc.).
Naar hedendaagse begrippen gaat het om een heel bescheiden percentage, maar in de 16e eeuw was de door de bevolking van Spanje al sinds 1341 zonder morren opgebrachte 'tiende penning' (die daar in de loop der jaren tussen de 2% en 14% varieerde) één van de oorzaken van de opstand tegen het bewind van Philips II, koning van Spanje, graaf van Holland, heer van Voorne etc.
Isabella van Habsburg, onder de naam Elisabeth koningin van Denemarken en Noorwegen (en ook nog een tijdje van Zweden), maakt zich in een op haar dagboeken gebaseerde roman ernstig zorgen over de wijsheid van het beleid van haar in Nederland nog altijd opvallend gunstig beoordeelde broer Karel V, keizer van Duitsland, koning van Spanje, heer der Nederlanden, graaf van Holland, heer van Voorne etc. en vader van de in Nederland (en dan met name in Den Briel) nog altijd gehate Philips II. De koninklijke zuster wond zich vooral op over de keizerlijke gewoonte om de Spanjaarden te onderwerpen aan hoge belastingen en met de opbrengst van de van zijn Spaanse onderdanen afgeperste 'alcabala' in zijn geliefde Nederlanden leuke dingen te doen.
Philips II krijgt in Spanje nog altijd een veel betere pers dan zijn vader.
De dorpsschool in het Brielse dorp Vierpolders heet De Tiende Penning.
Het is niet onlogisch, dat het verzet tegen de uitvoering van de maatregel ook op Voorne-Putten heel groot is geweest. De bewoners van het eiland hadden grote economische schade geleden door de Allerheiligenvloed van 1 november 1570; een gruwelijke watersnood, die de Vlaamse en (hele) Nederlandse kust teisterde en onder meer verantwoordelijk is voor de verdwijning van de Zeeuws-Vlaamse plaats Saeftinghe en het waddeneiland Bosch, dat tussen Schiermonnikoog en Rottummeroog lag. Het totale (Nederlandse) dodental van de ramp zou boven de 20.000 hebben gelegen.
Door sommigen werd de de ramp gekoppeld aan de afzetting van Willem van Oranje als Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht.
De door Alva in 1969 ingevoerde tiende penning is uiteindelijk nooit geheven, maar gedurende twee jaar voor de som van 2.000.000 afgekocht.
Concrete herinneringen aan de 80-jarige oorlog
Aan de 80-jarige oorlog herinneren in Brielle, naast straatnamen en de collectie van het het vlakbij 'De STEEG' gelegen Historisch Museum Den Briel?Museum van de 80-jarige Oorlog (Markt 1, 3231 AH Brielle - KLIK HIER om naar de site van het museum te surfen), onder meer de naam van het zwembad Dukdalf (dit is een in vaarwater staande paal, waaraan schepen kunnen afmeren, die is vernoemd naar de Duc d'Albe [Frans voor hertog van Alva] om wiens nek de watergeuzen graag een strop wilden gooien) en de naam van de naar de zowel in katholieke als protestantse kringen beruchte moordenaar van de Martelaren van Gorcum vernoemde discotheek, Lumey.
Lumey, de Martelaren en de prins van Oranje
De al eerder genoemde Martelaren van Gorcum zijn 19 priesters, die door de watergeuzen gevangen zijn genomen in de buurt van Gorinchem (Gorkum). Tegen het bevel van Willem van Oranje in, zijn ze gemarteld en ter dood gebracht in de turfschuur van het destijds aan de Kloosterweg in het destijds zelfstandige plaatsje Rugge gelegen Sint Elisabethklooster, dat door de bevrijders is geplunderd en vernield. Willem II van der Marck,onder meer heer van het Limburgse Lummen (in het Frans: Lumey), zou wellicht niet alleen worden herinnerd als de wrede leider van de watergeuzen, die, tegen het bevel van de Vader des Vaderlands in, opdracht heeft gegeven om bij Den Briel 19 priesters te martelen en te vermoorden, als er destijds geen machtsstrijd aan de gang was geweest geweest tussen Oranje en Lumey, opperbevelhebber van de vloot van de watergeuzen. In het kader van die machtsstrijd werkte het schriftelijke bevel van de prins van Oranje bij Lumey waarschijnlijk als de spreekwoordelijke rode lap op een stier.
De Nederlands sprekende en in de zuidelijke Nederland geboren Lumey was bij tijd en wijle veel populairder dan de in het verre Hessen geboren prins, die zelfs in het Frans is gestorven; zo hij ooit zijn fameuze laatste woorden heeft gesproken. Daarbij komt, dat het opstandige volk de Vader des Vaderlands kende als de voormalige plaatsvervanger van Filips II, graaf van Holland en koning van Spanje. En dat niet iedereen bereid was om hem te vergeven, dat de protestants opgevoede Willem zich aan het hof van keizer Karel V als een trouw zoon van de katholieke kerk had gedragen en pas eind 1573 weer officieel protestants werd. (De protestantse opstand tegen de katholieke Filips II is dus in eerste instantie door een trouw katholiek geleid.)
Hieronder staat een foto van een eeuwenlang in Brielse grond verborgen, bronzen penning, die in 1563 is geslagen om de koning van Hispanje en graaf van Holland te eren. Het na de opstand tamelijk compromitterende huldeblijk is geslagen in opdracht van ene Willem van Oranje, de latere Vader des Vaderlands.
Een dolle hond?
Het staat vast, dat Lumey zich aan het eind van zijn leven formeel heeft verzoend met de prins-bisschop van Luik. Daarbij is niet duidelijk of er werkelijk sprake was van berouw over zonden (zoals de moord op de Martelaren van Gorcum) en/of een werkelijke bekering tot het katholicisme. Kort daarop overleed Lumey. Gebeten door een dolle hond, smaalden de aanhangers van Oranje. In opdracht van de prins van Oranje vergiftigd tijdens een maaltijd bij de graaf van Rennenberg, domheer (KLIK HIER) in Luik, beweerde de stervende.
De rol, die Oranje heeft gespeeld bij de dood van zijn op één grootste tegenstanders, zal nooit meer kunnen worden achterhaald. Maar het staat wel vast, dat Lumey niet door een dolle hond is gebeten en waarschijnlijk wel is vergiftigd. De graaf van Rennenberg bij wie Lumey zijn fatale maal heeft gescoord was overigens een katholieke oom van een beruchte stadhouder van Groningen, die 3 maart 1580 (overigens van harte gesteund door de stad Groningen) overliep naar de Spaanse zijde. Deze door de bewoners van de Groninger Ommelanden betreurde actie staat bekend als 'het verraad van Rennenberg'. Dankzij het verraad zou Filips II (hoewel hij er Filips I werd genoemd) tot 1594 Spaans blijven.
('De STEEG' is in 2011 bezocht door een Leidse historica, die veronderstelt, dat de beestachtige reputatie van Lumey voor een deel is terug te voeren op eeuwenlange Oranje-propaganda.)
Heilig verklaard
Na hun dood zijn de lichamen van de Martelaren van Gorcum op gruwelijke wijze onteerd en verminkt. Na veel gezeur was Lumey bereid hen een begrafenis in de Turfschuur te gunnen. De schuur was al jaren afgebroken, toen hun beenderen in 1615 in het diepste geheim door Jezuïeten werden opgegraven en naar de inmiddels min of meer van protestanten gezuiverde zuidelijke Nederlanden gebracht. Een belangrijk deel van hun relikwieën bevind zich thans in de Sint-Nicolaaskerk in Brussel.
De Martelaren van Gorcum zijn pas in 1867 heilig verklaard. Nu zou Rome wellicht wat moeite met de heiligverklaring van Andries Wouters, pastoor in Heinenoord, alwaar hij 'als een gehuwd man' samenleefde met een vrouw. Om wille van de lieve vrede hebben de katholieke bisschoppen in Nederland geprobeerd de heiligverklaringen van de Martelaren te voorkomen.
Op het adres Nobelstraat 24 vindt u onderstaande, in 1831 in gebruik genomen neoclassicistische kerk van de H.H. Martelaren van Gorcum (zie foto). Naast de kerkdeur prijkt een bord met de mededeling dat de naar de in 1572 vermoorde heiligen genoemde parochie dateert van circa 1385. Die verwarring is mogelijk, omdat de kerk in de Nobelstraat ook is gewijd aan aan Sint-Catharina. En de naar deze heilige genoemde Catharijnekerk is in 1572 in protestantse handen gevallen. Van 1572 tot 1831 moesten Brielse katholieken ter kerke gaan in steeds minder verborgen schuilkerken.
Even buiten de vesting bevindt zich aan De Rik 5 de aan de Martelaren gewijde Bedevaartskerk. De uit 1880 daterende houten kapel is in 1931 vervangen door een uit steen, beton en hout opgetrokken opvolger. Deze kerk is nog niet zolang geleden prachtig gerestaureerd.
ijdens de jaarlijkse processie lopen de bedevaartgangers van de R.K. kerk in de Nobelstraat naar de Bedevaartskerk. Ze passeren daarbij onder meer 'De STEEG' en de naar de moordenaar van de in de Bedevaartskerk vereerde heiligen genoemde discotheek, Lumey.
Nauwlettend boven de religieuze partijen zwevend heeft 'De STEEG' heeft het eerder opgenomen voor de 200 vergeten katholieken die vanaf 2 april 1572 door de bevrijders van Den Briel zouden zijn vermoord. Toch valt er op sommige Martelaren van Gorcum ook best een en ander aan te merken. Zo stonden pastoors uit Gorkum (Gorinchem) en omgeving voor 1 april 1572 bekend als zielenherders die er geen enkel probleem mee hadden om al te vrijmoedig denkende 'schapen' uit hun kudde bij de inquisitie aan te geven. Vooral wederdopers en mennonieten (2 stromingen van dezelfde geloofsrichting) werden in Gorkum hard aangepakt. Onder de Martelaren bevindt zich één dominicaan (ook wel: predikheer). Deze nog steeds bestaande (en ondanks haar moorddadige geschiedenis nog altijd gerespecteerde) bedelorde heeft zich vanaf 1231 toegelegd op het uitvoeren van inquisitietaken.
Inquisitie
De onder pauselijk gezag staande inquisitie is onder meer ingezet om ketterse christenen als Katharen en Waldenzen uit te roeien, aanhangers van de katholieke ridderorde van de Tempeliers te doden (en hun bezitting aan de koning van Frankrijk te schenken. De Spaanse inquisitie was verantwoordelijk voor het uitroeien van Joden en islamieten in het koninkrijk Spanje (net als in Frankrijk vervielen hun bezittingen aan de Kroon). De door de Nazi's ingestelde gele Jodenster is een variatie op het gele insigne, dat de inquisitie aan Joden had opgelegd.
In de Nederlanden heeft de inquisitie zich min of meer beperkt tot het opsporen en straffen van protestanten. In tegenstelling tot wat veel mensen denken heeft de inquisitie zich nooit bezig gehouden met het vervolgen van heksen. Lepralijders en homoseksuelen zouden echter wel het slachtoffer zijn geworden van deze door dominicanen bemande moordmachine. Door spottende Middeleeuwers werden de dominicanen ook wel als 'Domini canes' (de honden van de Heer). De dominicanen waren erg trots op deze voor honden beledigende bijnaam.
Op nevenstaande foto ziet u één van de meest obscene instrumenten die de inquisitie bij haar vorm van 'waarheidsvinding' toepaste: 'de peer'. Het weerzinwekkende apparaat bewijst dat de dominicaanse broeders met een uiterst verwrongen seksualiteit moraal opgezadeld moeten zijn geweest.
De peer is naar zijn vorm vernoemd. Het apparaat is van metaal gemaakt en bestaat uit 2 of 3 'schillen'. Door middel van een schroefmechanisme kunnen deze schillen maximaal worden gespreid (zie volgende foto).
Je hoeft geen Sigmund Freud te zijn om te begrijpen, dat er in seksueel opzicht iets heel erg mis is met ondervragers die de peer bij vrouwen vaginaal en bij mannen en vrouwen rectaal of in de mond aanbrengen om vervolgens de schillen maximaal open te draaien, zodat onder een maximale hoeveelheid pijn maximale schade kon worden aangericht aan kaak, tanden, kiezen, vagina, ingewanden, slijmvliezen enz. Bij godslasteraars en afvallige geestelijken werd de peer meestal in de mond geplaatst; om de zondaars te straffen op de plek waar ze de zonde hadden begaan. Het was overigens niet de bedoeling of gewoonte dat verdachten hun kennismaking met 'de peer' overleefden. Met alle respect: er zijn seriemoordenaars die hun slachtoffer op een humanere wijze om zeep helpen!
In het perverse rechtssysteem van de inquisitie waren mensen eeuwenlang schuldig tot ze, na marteling, hun onschuld bewezen. De inquisitie is in de 19e eeuw omgedoopt tot Congregatie van de Geloofsleer. 'Rome' heeft zich een paar jaar geleden op het hoogste niveau verontschuldigd voor de werkwijze van de inquisitie. De toenmalige paus heeft die verontschuldiging deels te niet gedaan met de bewering dat het aantal Joodse slachtoffers van de inquisitie schromelijk wordt overdreven.
De dominicanen hebben zich ook laten gebruiken om Latijns-Amerika te bekeren en het aantal Indiaanse inwoners te verlagen.
Op 16 februari 2013 plaatste het van oorsprong protestantse dagblad Trouw een artikel, waarin wordt gepleit voor een beter imago van de inquisitie. Volgens filosoof en historicus Leen Spruit valt het allemaal wel mee; is de Romeinse tak van de inquisitie zelfs verantwoordelijk voor de introductie van de advocaat, het getuigenis onder ede, het belang van waarheidsvinding waarbij 'één getuige geen getuige' is, inzage in processtukken door de verdachte, een pro deo-verdediging voor arme verdachten en gevangenisstraf in plaats van lijfstraffen of verminking. De associaties met martelingen, censuur en brandstapels horen, volgens Spruit, bij de Spaanse inquisitie, die - in tegenstelling tot het Romeinse filiaal - onder meer in de Nederlanden huisgehouden heeft. Ik vraag me af in hoeverre een beroemd Briels slachtoffer van de tak van dienst die in de Nederlanden heeft huisgehouden, bereid zou zijn om aan een campagne tot verbetering van het imago van de inquisitie mee te werken (zie: Een protestantse heilige).
De dominicanen hebben heel erg te lijden gehad van de Franse Revolutie. 'De STEEG' vindt het jammer dat de eerwaarden die de organisatie in de 19e eeuw met de beste bedoelingen een doorstart hebben laten beleven, er niet voor hebben gekozen de door gruweldaden en massamoord bezoedelde naam te laten vallen en een volledig nieuwe broederschap op te zetten.
In de vorige eeuw is de ooit zo goed geoliede moordmachine er overigens in geslaagd weer 'salonfähig' te worden. Mede doordat de progressieve Vlaamse theoloog Edward Schillebeeckx en tal van linkse bevrijdingstheologen uit Latijns-Amerika dominicaan waren. In 1958 heeft een Belgische dominicaan zelfs de Nobelprijs voor de Vrede ontvangen. Met alle respect, het is toch een beetje of Hitler's SS zich na sluiting van het concentratiekamp Auschwitz zou hebben toegelegd op het organiseren van vakantiereizen naar Israël.
De Heilige Lenaert van Veghel, bij leven pastoor te Gorinchem (Gorkum)
Anders dan bij de heilig verklaarde Martelaren wachtte op onder tortuur (= marteling) bekennende ketters niet de galg, maar de brandstapel (al viel de door de inquisitie uitgedeelde straf soms milder uit). De in de turfschuur te Rugge aan een geïmproviseerde galg opgeknoopte Lenaert van Veghel, pastoor van de (in 1844 door nieuwbouw vervangen) Grote Kerk in Gorkum, werd aldaar aangesteld om een van ketterse neigingen verdachte, maar in ieder geval veel te tolerante pastoor te vervangen.
Ter voorbereiding van deze tekst heeft 'De STEEG' een aantal 'fansites' van de Martelaren van Gorcum gelezen. Ik ben op dergelijke sites geen kritiek tegengekomen op de door de heilige Lenaert van Veghel gevoerde jacht op andersdenkenden; kennelijk vindt men dat de kerk het volste recht had om andersdenkenden op te sporen, te vervolgen en desnoods te doden. Sterker nog: Lenaert van Veghel wordt door sommigen geprezen, omdat hij bereid is geweest om het op te nemen voor een in de boeien gegooide, goddeloze anabaptist (= wederdoper), op voorwaarde dat deze na zijn bekentenis weer katholiek zou worden. En wat denkt u dat die ondankbare hond heeft gedaan, nadat Lenaert van Veghel door de watergeuzen was gearresteerd? Hij was niet eens bereid om het op zijn beurt op te nemen voor de man die hem ooit van de brandstapel had gered. Ondank is 's werelds loon.
Op sommige fansites wordt de vanwege zijn niet erg van tolerantie getuigende haat jegens andersdenkenden in Gorkum aangestelde pastoor Lenaert van Veghel afgeschilderd als een volmaakt onschuldig slachtoffer van religieuze intolerantie. En dat lijkt me toch wel weer pijnlijk voor de slachtoffers die deze intolerante 'ketterhater' tijdens zijn carrière zelf heeft gemaakt, met hulp van de martelwerktuigen van zijn vrienden bij de inquisitie. Als het op religieuze intolerantie aankomt, was Lenaert van Veghel geenszins het onschuldige slachtoffer, zoals hij op fansites wordt afgeschilderd, maar slachtoffer en dader tegelijk.
Wederom met alle respect: 'De STEEG' is er zich pijnlijk van bewust dat bovenstaande kritiek in de ogen van de Heilige Lenaert van Veghel een nadere kennismaking met 'de peer' zouden hebben rechtvaardigd. De eerbiedwaardige dominicanen zouden er in de 16e eeuw geen enkel probleem mee hebben gehad om in hun gelederen sadisten te vinden die 'de peer' in de lichaamsholten van een door een pastoor van ketterij beschuldigde winkelier zouden willen stoppen.
Voor de in Den Briel woonachtige, uitermate vredelievende mennonieten veranderde de status op 1 april 1572 van 'bij tegen de lamp lopen naar de brandstapel' in 'gedoogd, maar vanwege de weigering om de wapens op te nemen door goede Vaderlanders gewantrouwd' (zie: Mennonieten in Den Briel).
De vrome seriemoordenares - brandstapel en galg in Den Briel
In Den Briel werd de brandstapel overigens op de Markt opgebouwd. Soms werd het de verwanten van een veroordeelde kennelijk toegestaan om het verbrandingsproces te bekorten door goed brandend materiaal in de kleding van de te verbranden persoon te stoppen.
Tegenover het stadhuis staan op de plek van de brandstapel de woorden 'Nyet Sonder Godt' in de grond*; vlak bij het standbeeld van koningin Wilhelmina (KLIK HIER VOOR EEN NIEUWTJE OVER DE BESCHERMING VAN HET BEELD).
De in steen geciteerde uitspraak is niet afkomstig van een 'Martelaar des Geloofs', maar van Marijtgen (ook wel: Maertje[n]) Willemsdochter (ook wel: Willems), een in 1628 veroordeelde seriemoordenares die heeft bekend maar liefst (minstens) 5 van haar echtgenoten (2 in Den Briel, 1 in Vierpolders en 4 in Rotterdam; over de doodsoorzaak van haar eerste 2 betreurde echtgenoten heeft zij zich niet uitgelaten) en al haar kinderen (8 stuks) met een halve stuiver rattenkruid p.p. om zeep te hebben geholpen. Of, zoals dat in 1629 werd omschreven: een "seeker Vrouwspersoon genaempt Maertjen Willemsdochter, overmits deselve acht van haer eygen kinderen ende vyff getroude mans alle successivelycken ende achter een volgende, vergeven ende omme gebracht hadde."
arijtgen Willemsdochter heeft zo vaak de treurende weduwe en bedroefde moeder kunnen spelen, omdat Den Briel en omgeving in haar tijd door een vreselijke rattenplaag werden geteisterd. Daardoor viel het niemand op, wanneer een keurige huisvrouw, afwisselend bij de 3 apothekers die Den Briel telde, grote hoeveelheden 'rattecruyt' kwam inslaan. (In de panden met de baksteenkleurige voorgevels aan de Voorstraat op onderstaande foto heeft eeuwenlang een apotheek gezeten. Dit is één van de apotheken, waar Marijtgen haar 'rattecruyt' insloeg. Destijds haar tijd was de apotheek van de vooraanstaande familie van Almonde, die naast apothekers en bierbrouwers ook de vlootvoogd Philips van Almonde heeft opgeleverd. (KLIK HIER.) De in de Catherijnekerk begraven Philips is zelfs in één van de twee huizen van de voormalige apotheek geboren. Zijn geboortehuis ligt op korte afstand van het aan de gevelsteen herkenbare en tussen Cafetaria Schats 't Hoekje' en de voormalige drogisterij 'Bout' gelegen huis, waar kinderboekenschrijver Johan Been, die zo vaak de loftrompet op zeeheld Philips van Almonde heeft gestoken, zijn hele leven heeft gewoond. [Het gebouw uiterst rechts op de foto herbergde tot juni 2013 het Brielse filiaal van het kantongerecht.])
Marijtgen Willemsdochter was kennelijk een geestelijk gestoorde vrouw, die echtgenoten en kinderen opruimde, wanneer ze in het gebruik tegen vielen door bijvoorbeeld ruzie met haar te maken, ziek te worden of op een andere manier lastig te zijn. Ze was niet op geldelijk gewin uit, maar leed mogelijk aan een extreme vorm van verlatingsangst.
Hoewel ze als veelvuldig weduwe natuurlijk wel steeds de erfenis opstreek, was ze geen op financieel gewin uit zijnde 'Goede Mie', die in de 19e eeuw haar bijnaam kreeg, doordat ze liefdevol ouderen en zieken onder haar buurtgenoten verzorgde, die, net als verschillende van haar eigen familieleden en hele gezinnen, met arseen (rattengif, niet te verwarren met het rattenkruid dat de Brielse seriemoordenares gebruikte) naar de andere wereld hielp; nadat de - naar eigen zeggen - ook al door een rattenplaag gekwelde, reddende engel levensverzekeringen op haar slachtoffers had afgesloten. De Leidse 'Goede Mie' wordt verdacht van moord door vergiftiging van ca. 90 personen.
Volgens de onvolprezen jeugdboekenschrijver en stadsarchivaris Johan H. Been was het stadsbestuur dermate onder de indruk van de zo spontaan op de drempel van de dood betoonde vroomheid, dat werd besloten de uitspraak in stenen te vereeuwigen.
Indien de in de gevangenis tot inkeer gekomen vrouw was opgehangen in plaats van verbrand, had ze op 9 oktober 1628 haar 'Maker ontmoet' op het aan de Kaaistraat gelegen bastion achter de huidige Albert Heijn.
Marijtgen Willemsdochter heeft overigens geluk gehad bij het voltrekken van het vonnis. Volgens het oorspronkelijke vonnis had men eerst op een voor het stadhuis te plaatsen schavot de hand moeten afhakken, waarmee ze al die halve stuivers rattengif had toegediend. Maar dat vonden burgemeesters (daar had me er dus meer van) en schepenen (een soort: wethouders) een beetje onsmakelijk.
De gevangenis, waar de vrome gifmengster tot inkeer is gekomen, bevindt zich op de hoek Koopmanstraat/
Wellerondom/Venkelstraat en maakt deel uit van het oude stadhuis/historisch museum.
NB: ene drs. van der Houwe twijfelt aan het ooit door Johan H. Been opgetekende, stichtelijke verhaal. Hij vermoedt in het blad 'Brielse Mare', dat de vrome tekst (die in de huidige vorm pas in 1957 is aangebracht niets met de brandstapel of met de vrome seriemoordenares heeft te maken. Zij denken dat men in het Stadhuis heeft willen aangeven, dat Den Briel door vrome bestuurders wordt geregeerd. (Je kunt een goed verhaal ook kapot checken!)
Even iets heel anders: schandpaal, Welle-rondom, Wastrap, Stadspomp, kaailopers & Hoofdwacht
Op het Wellerondom kunt u de schandpaal (ook wel: het schandblok) bewonderen, waar mensen die zich aan een minder ernstig misdrijf schuldig hadden gemaakt hun hoofd, handen en soms voeten door moesten steken. De gestrafte werd op die manier blootgesteld aan de hoon en het gejouw (en bijvoorbeeld rotte eieren en groenteafval) van voorbijgangers die graag bereid waren een straatje om te lopen om deel te kunnen nemen aan het voltrekken van de opgelegde straf. De duur van de bijvoorbeeld aan een met zijn koopwaar knoeiende winkelier of overspelige 'huysvrouw' opgelegde straf kon van enkele uren tot meerdere dagen variëren.
Misschien kwamen ook wel de mensen aan de schandpaal, die het verbod van 16 oktober 1696 trotseerden, toen de Brielse Maas,midden in de 9-jarige Oorlog, door een vijandelijke kaper werd geterroriseerd.
Op die dag werd namelijk besloten om een verbod uit te vaardigen tegen 'het loopen van paerden, koebeesten, schapen ende verkens langhs 's Heeren straten, slopen, aan de wallen, borstweringen, kerchoven, op de stads hooft dijk, buijten singels ende wegen daer op sijnen vrijheijt respondeerende.' Voor alle duidelijkheid noteerde de klerk in de kantlijn: "Verbot varkens etc. langs straat te loopen".
Het is niet helemaal onverklaarbaar, dat varkens niet langer welkom waren op de Brielse kerkhoven rond Catherijnekerk en Pieterskerk. Babe en zijn soortgenoten kunnen namelijk behoorlijk in de grond wroeten met hun neus. En als die gevoelige neus een stukje rottend vlees ruikt, wroeten en graven ze net zolang door tot het voor de varkens lekkere hapje bereikt was. Het huidige wildrooster is dan ook uitgevonden als een middel om varkens van kerkhoven te houden. Het rooster had als bijkomend voordeel, dat de bokkenpootjes van de duivel er ook niet overheen konden stappen, zodat hij de kerk niet kon bereiken.
Al kon men in de Middeleeuwen geen gebruik maken van een basale voorziening als de waterleiding gold ook in die tijd het devies 'Gemak Dient De Mens'. Daarom werd de schandpaal bij voorkeur op een plaats neergezet waar elke dag veel mensen langs kwamen. De Brielse schandpaal is op het Wellerondom terecht gekomen, omdat op dat alleraardigste pleintje ook de stadspomp staat; toevallig vlak achter de schandpaal.
Het Wellerondom heette ooit Plaetse Welle, naar de zogeheten welleput met windas en emmers waar de Briellenaren hun water uit moesten putten tot in 1610 de monumentale stadspomp ervoor in de plaats kwam. Dorstigen kunnen het water van de pomp niet drinken. W. Plokker, 'Stads-Schoolonderwijzer te Brielle', meldde al in 1857 dat de indrukwekkende pomp geen goed water oplevert.
En dat verbaast 'De STEEG' niets. Direct achter de pandjes achter de pomp ligt namelijk de Sint-Catharijnehof; het pas in de jaren '60 van de vorige eeuw geruimde kerkhof van de Sint-Catharijnekerk, waar tot 1842 werd begraven. De naam van de Sint-Catharijnekerk werd en wordt door veel Briellenaren als Catherijnekerk geschreven en uitgesproken. Op deze website doen we daar naar hartenlust aan mee.
Er valt overigens nog meer aan te merken op de monumentale pomp die de plaats heeft ingenomen van de oorspronkelijke welle. Zo beweert het monument glashard uit 1590 te dateren. In verschillende bronnen heeft De STEEG gevonden dat de pomp uit 1610 zou dateren. Eén enkele bron meldt het jaartal 1614. Het is niet onmogelijk dat de pomp in 1610 is gebouwd en in 1614 is bekroond met de leeuw die als wapendrager fungeert. Verstokte Briellenaren winden zich al eeuwen op over het betreffende wapen, dat zij in hun verontwaardiging aanzien voor het wapen van het naburige dorp Oostvoorne. In werkelijkheid draagt de leeuw het vrijwel identieke wapen van Voorne. Het in het graafschap Holland gelegen, vrijwel volledig zelfstandige, middeleeuwse eilandenrijk van de heren van Voorne, waarvan Den Briel de hoofdstad is geweest. KLIK HIER wanneer u meer wilt lezen over de geschiedenis van Voorne.
n augustus 2016 heeft De STEEG een (voor de verkoop bestemd) schaalmodel van de Stadspomp op de Wellerondom aangekocht. De maker van het model is een 'fanatieke Briellenaar' die de vermeende schoffering van de oude hoofdstad van Voorne heeft willen corrigeren. Hij heeft het door de leeuw gedragen wapen van Voorne vervangen door het Brielse wapen dat ook al op de zwengel van de pomp is te vinden. (In Oostvoorne leeft overigens enig drinkwater gerelateerd Oud Zeer jegens Den Briel. Daar is nog lang niet iedereen vergeten dat de bewoners van Oostvoorne ooit geen gebruik mochten van in hun duinen gewonnen drinkwater, omdat dat exclusief voor de gemeente Den Briel was bestemd.)
Op onderstaand doorkijkje op de Catherijnetoren via het Heultje en foto van de bruggetjes naar de aan het Sint-Catharijne(kerk)hof gelegen achterzijde van een aantal nog altijd bestaande pandjes aan Wellerondom en Langestraat kunt u zien, dat de vesting vroeger door smalle riviertjes, sloten en/of grachtjes werd doorkruist (het Heultje kwam overigens in de Prinsessegracht, die tegenwoordig Venkelstraat heet). De foto's zijn helaas niet gedateerd.
Let op: mensen met een zwakke maag kunnen onderstaande, cursief geplaatste tekst beter overslaan!
Een doorgaans zeer betrouwbare, hoogbejaarde Brielse heeft 'De STEEG' onlangs verteld, dat het regenwater van de Sint-Catherijnekerk vroeger in grote bakken werd vergaard, die vóór de kerktoren waren ingegraven.
Briellenaren konden dan hun water uit deze bovenmaatse regentonnen putten.
Aan die onsmakelijke praktijk kwam een eind, toen er in Brielle een enge epidemie uitrak, die aan het op het Sint-Catherijnekerkhof geputte drinkwater werd toegeschreven. (Dit griezelige verhaal valt wat 'De STEEG' betreft in de categorie 'niet kapot checken')
'De STEEG' verbaast zich erover, dat de toch wat onsmakelijke combinatie drinkwater en kerkhof/begraafplaats kennelijk doodnormaal was in de gemeente Brielle. Sinds 1923 prijkt aan de G. J. van den Boogerdweg een prachtige watertoren in Art Deco-uitvoering. Een rijksmonument, dat pal tegenover de Oude Begraafplaats staat.
Sinds 1984 kunnen ook gevoelige zielen als 'De STEEG' gerust een glaasje Briels water drinken. De watertoren is in dat jaar buiten werking gesteld. Het drinkwater werd overigens niet gewonnen onder de Oude Begraafplaats, maar in de Oostvoornse duinen. (Er leven nog altijd inwoners van die plaats, die zich er vreselijk over kunnen opwinden, dat het in de Oostvoornse duinen gewonnen drinkwater niet in Oostvoorne zelf mocht worden gebruikt.)
Wastrap Zevenhuizen en de Kaailopers
Voor de was kon men gebruik maken van enkele trappen die in de kades waren aangebracht. Op de ansichtkaart van de 17e eeuwse nieuwbouwwijk aan het Slagveld ziet u ter hoogte van de boom een 'wastrap' die het waswater van het Zuidspui voor de wassende huysvrouw of dienstmaagd bereikbaar maakte. Let op: dit water werd niet mee naar huis genomen. De was werd ter plaatste verricht; met het koude water van de Brielse havens en zonder wasmiddelen.
'De STEEG' heeft ooit een verslag gelezen van een zedenproces tegen hofarchitect en hofbeeldhouwer Hieronymus Duquesnoy de Jonge, de in 1654 in Gent ondanks zijn hoge positie op last van de inquisitie eerst aan een staak werd gewurgd en vervolgens verbrand. Deze Duquesnoy is overigens de zoon van de gelijknamige maker van 'Manneken Pis'.
'De STEEG' was destijds erg geschokt door de langdurige periode, dat mensen hetzelfde 'lijfgoed' (ondergoed) droegen, voordat het in de was ging. Mannen uit een proper gezin droegen hun als wit begonnen onderhemd vele maanden tot zelfs anderhalf jaar. Wie weet hoe snel die gewoonte terugkomt als Briellenaren hun wasmachines en wasmiddelen niet langer mogen gebruiken en weer op 'Wastrap Zevenhuizen' zouden zijn aangewezen.
(Als geboren Rotterdammer mag 'De STEEG' niet verzwijgen, dat de 'Vroede vaderen' van zijn geboortestad ooit een wastrap exclusief hebben gereserveerd voor twee doelgroepen - vrouwen, die luiers wasten en banketbakkers, die water nodig hadden.)
Oudere Briellenaren noemen dit gedeelte van het Slagveld de Zevenhuizen. De wastrap is nog altijd te bezichtigen (zie foto); hersteld door het door bewoners van Maarland NZ en ZZ gevormde 'Zakkendragersgilde de Kaailopers'. Voordat de Kaailopers aan de wastrap begonnen, hebben ze op de hoek van Maarland ZZ en Nieuwstraat het hieronder afgebeelde zakkendragershuisje herbouwd en er een bel aan opgehangen die bij bijzondere gelegenheden wordt geluid.
Zakkendragers heten in Brielle van oudsher kaailopers, omdat hun voetstappen vooral liggen op de Turfkade (die in het verleden ook wel kortweg de Kaai werd genoemd). Daar bevonden zich de meeste graanpakhuizen en turfschuren. Vandaar dat de voorraadschepen aan de Turfkade werden gelost of beladen. Met de hand; ook al heet de huidige Varkensstraat ook wel Kraneslop, omdat zich aan het einde van de Turfkade, ter hoogte van het pleintje tussen Zuidspuistraat en Varkenstraat eeuwenlang een primitieve hijskraan bevond.
Soms moesten de leden van het Gilde dobbelen om mee te mogen doen aan het lossen van een schip. Klik hier en lees hoe Rens van Adrighem op zijn site meldt dat de zakken wel 100 kilo wogen, dat een werkdag 10 uren telde, dat een zakkendrager eens in de twee weken op zaterdag niet mocht werken en dat er geregeld in het zakkendragershuisje moest worden gedobbeld om te zien wie er mochten laden of lossen.
De Hoofdwacht
Tegenover het oude stadhuis staat een grote horecagelegenheid. 'De Hoofdwacht' is naar een oude functie van het gebouw genoemd. In 1623 werd het aan de Markt gelegen gebouw als militaire hoofdwacht ingericht. Later heeft het gebouw ook nog het kantoor van de genie en de opzichter van 's Lands Fortificatiën (= vestingwerken) gehuisvest. Eerder was het de woning van de baljuw (een hoge ambtenaar die ter plaatse de heerser vertegenwoordigde) en een Waag. Het huidige uiterlijk van het gebouw dateert grotendeels van 1789.
Een protestante heilige
Ook het protestantse kamp kent een soort Brielse heilige: Angelus Merula. Deze in 1482 in Den Briel geboren Engel Willemszoon de Merle was pastoor, notaris en filantroop. Hij raakte bekend als 'de ketterse pastoor van Heenvliet' en zou in 1557 in Bergen in Henegouwen (nu België) op de brandstapel worden gezet. Toen hij op de brandstapel stond, overleed de oude en onder meer door martelingen verzwakte man aan een hartaanval. Een Godswonder, oordeelden de protestanten.
Hoewel de veroordeelde al dood was, werd de brandstapel toch aangestoken.
Het gruwelijke lot van de 19 in Rugge vermoorde priesters is wellicht beïnvloed door het feit, dat Angelus Merula na bijna 15 jaar nog niet vergeten was door de inwoners van Voorne. Dat gold zeker voor de bij zeer nauw bij de executies betrokken toenmalige baljuw van Voorne, die als weeskind ooit bij Merula in de pastorie had gewoond en wiens eigendommen door Merula waren beheerd. (Formeel was de baljuw in zijn werkterrein de directe vertegenwoordiger van Filips II.)
In de Sint-Catharijnekerk herinnert een gebrandschilderd raam aan de 'ketterse heilige' Angelus Merula, die nog altijd bekend staat om zijn liefdadigheid. Zo is hij de stichter van het weeshuis van Den Briel. Het tegenover de toren van de kerk gelegen Merula weeshuis is sinds 1949 niet meer als zodanig in gebruik.
Angelus Merula zal het er helemaal mee eens zijn dat de Intergemeentelijke Sociale Dienst een tijdlang in zijn oude huis gevestigd is geweest.
Waar de kindvriendelijke Angelus Merula mogelijk minder tevreden mee zou zijn geweest is de hoge toren, die links van het gebouw heeft gestaan. Dit was geen uitkijktoren, maar een ruimte waar ongehoorzame weeskinderen voor straf werden opgesloten.
Eerst even dit
Het is niet mogelijk om de opmerkelijke geschiedenis van Den Briel (Brielle) te beschrijven, zonder daarbij geregeld de naam Voorne te laten vallen. Deze pakweg 1500 jaar oude naam kan betrekking hebben op het eiland Voorne-Putten (waar Den Briel - tot de door 'Den Haag' gestimuleerd opkomst van de groeigemeenten Spijkenisse en Hellevoetsluis - altijd de grootste en belangrijkste stad van is geweest), het Huis van Voorne (ofwel een voor Den Briel, de Zuid-Hollandse Eilanden en Zeeland zeer belangrijke, adellijke familie), het Land van Voorne (een Zeeuws-Hollands Atlantis, dat door duinafslag, erosie, storm en daaruit voortvloeiende overstromingen grotendeels onder water ligt) en de 'Heeren van Voorne' (die - voordat de titel aan betekenis verloor - vanuit hun hoofdstad Den Bryelle over een groot deel van de Zuid-Hollandse Eilanden en Zeeland hebben geheerst; zonder dat ze zich daarbij iets van de graaf van Holland hoefden aan te trekken).
Voor aanvullende informatie over de zojuist genoemde betekenissen van de naam Voorne kunt u op de knop 'Informatie over Voorne' klikken.
Mennonieten in Den Briel
Schuin tegenover 'De STEEG' bevindt zich op nummer 59 de om zijn streekgerechten vermaarde, ambachtelijke Slagerij P. van de Waal. De slagerij is gevestigd in het huis, dat, volgens omwonenden, de bijnamen 'mennonietenkerk' en 'vermaanhuis' draagt, omdat het ooit werd bewoond door de geestelijke voorganger van de mennonieten (ook wel: doopsgezinden), die, als voorlopers van de Amerikaanse Amish, graag in hun kerken te horen kregen, dat ze wel wat bescheidener konden leven.
Tussen het 'vermaanhuis' en de oorspronkelijke winkel van De STEEG aan de Turfkade moet dus het het zeer bescheiden, eigenlijke vermaanhuis hebben gelegen (dat van de lidmaten geen kerk mocht worden genoemd), waar de mennonieten bijeen kwamen. In de tuin van de slagerij bevindt zich nog een vuurplaat van het huis, waar de mennonieten samen kwamen om te worden vermaand.
Gedogen is een oude Brielse traditie. Men ging ervan uit, dat deze sombere en sober geklede gelovigen in de door de rijkere inwoners van de stad bewoonde Nobelstraat teveel aanstoot zouden geven. Daarom mochten de gelovigen hun godshuis alleen via de Turfkade betreden.
Dat ging dus via het mini-pakhuisje, dat in 2006 in gebruik is genomen door De Steeg. Achter het pakhuisje bevindt zich nog een stukje van de steeg, waardoor de mennonieten van de circa 1640 gestichte Oud-Vlaamse gemeente hun kerkgebouwtje konden bereiken.
Een toegang aan de Turfkade kwam goed uit, omdat veel van de leden van deze gemeenschap schippers of varensgezel waren (in het voormalige winkeltje van 'De 'STEEG' konden zij boodschappen aan de muren hingen voor andere varende mennonieten).
Het zal geen toeval zijn, dat deze vaak door mennonitische schippers en matrozen bezochte gemeente op de aan de Oostzee gelegen Duitse havenstad Danzig (nu: het in Polen gelegen Gdansk) was georiënteerd en daarom ook wel de Danziger Oude Vlamingen werd genoemd. Een andere bijnaam, 'de Huiskopers', heeft men wellicht aan de aankoop van het woonhuis voor de 'vermaander' overgehouden.
Brielle telde ook nog een concurrerende mennonieten gemeenschap, de Vlaamse gemeente. De leden kwamen bijeen in een gebouw in de tuin van het pand Voorstraat 131. Ook al lag het vermaanhuis, waar de Vlamingen bijeen kwamen - net als alle andere in de Republiek - op een onzichtbare plaats, de gemeente kon gewoon via een poortje in de Voorstraat de bijeenkomsten bezoeken. Midden op onderstaande foto ziet u het toegangspoortje van de 'Vlaamse gemeente'.
n de Nobelstraat hebben de Danziger Oude Vlamingen het tot 1727 uitgehouden. De Vlaamse gemeente had zich toen al bij de Remonstranten aangesloten.
Het krijgshaftige 'kregel mennonietje' en een te pacifistisch geloof
Tijdens en kort na de 80-jarige oorlog werden de pacifistische mennonieten gedoogd, maar gewantrouwd, omdat ze weigerden de wapens op te nemen. Er is één uitzondering op deze regel bekend: de even buiten de stadsmuren geboren boerenzoon Witte de With (bijnamen 'Dubbel Wit' en 'het kregel mennonietje'), meldde zich op 11-jarige leeftijd bij een Nieuwenhoornse dominee om zich te laten dopen, terwijl hij - om zijn arme moeder niet te kwetsen - eerst nog een tijdje voor de vorm mennoniet bleef. Als niet in het pacifistische geloof van zijn ouders gedoopte (en dus voormalige) mennoniet (die veel van de mennonitische leefregels bleef respecteren) zou Witte de With uitgroeien tot een wereldberoemde vlootvoogd en Vice-admiraal. (Voor de goede orde: de mennonieten geloofden niet in de kinderdoop. Zij doopten slechts volwassenen. En dat moest ook nog eens op vrijwillige basis gebeuren.)
Voor een Briellenaar is het wel heel passend, dat Witte de With in 1658 op de Sont omkwam, toen hij, in dienst van de koning van Denemarken, het door de Zweden belegerde Kopenhagen wilde ontzetten. In opdracht van de Zweedse(!) koning Karel X werd het lijk gebalsemd en met militaire eer ten toon gesteld in het stadhuis van het bezette Helsingør.
Daarna werd het stoffelijk overschot met een Zweedse erewacht van twaalf hellebaardiers in rouwdracht uitgeleverd aan de Denen en in Kopenhagen opnieuw met veel egards tentoongesteld. Bijna een jaar na zijn dood werd 'het kregel mennonietje' in de Rotterdamse Laurenskerk in een praalgraf bijgezet.
Witte de With is voor de oudere garde van de in het centrum geboren Briellenaren als 'buttenlander' geboren (met deze term wordt iedereen aangeduid die buiten de vesting woont). Witte de With is namelijk ter wereld gekomen in het destijds niet tot Den Briel behorende, naburige gehucht Hoogendijk.
Het is niet bekend waar het gehucht Hoogendijk heeft gelegen. Maar waarschijnlijk lag de boerderij van de familie de With in de buurt van de in de 19e eeuw aangelegde Rijksstraatweg van Den Briel (waar Witte de With in zijn jeugd naar school en naar de 'mennonietenkerk' ging en in 1627 een huis aan het Maarland NZ 24 zou kopen), via Nieuwenhoorn (waar hij zich door een dominee heeft laten dopen) naar Hellevoetsluis. Volgens overlevering moet het geboortehuis van 'Buttenlander de With' worden gezocht op of in de nabijheid van het terrein van de op 1878 gedateerde boerderij Lagerwoude. Op de Polderkaart van 1695 wordt op de plaats van Lagerwoude al een boerenplaats aangegeven met de naam Lage Woudt nummer 2; en op dat adres zou de slechtgehumeurde zeeheld zijn geboren, denken velen.
Vanuit Brielle richting Hellevoetsluis rijdend ligt Lagerwoude aan uw rechterhand; daar waar de G.J. van den Boogerdweg overgaat in de Rijksstraatweg, vlakbij Fort Peltserdijk. De in de Zuurlandse polder gelegen monumentale boerderij komt in beeld, zodra industrieterrein 't Woud is gepasseerd. In 1912 hebben de toenmalige eigenaren van Lagerwoude aan de nabijgelegen Woudseweg een tweede boerderij gebouwd, die ze heel origineel Hogerwoude noemden. Vanaf Lagerwoude bezien ligt de Woudseweg schuinachter het Fort, maar wel in Tinte (gem. Westvoorne).
Wie Lagerwoude rechts laat liggen en doorrijdt in de richting van Nieuwenhoorn/Hellevoetsluis, dan links afslaat naar de Achterdijk en vervolgens weer rechtsaf de Mosterddijk oprijdt komt op de Hogeweg, die, parallel aan de N57, naar de Dorpsdijk van het dorp Vierpolders loopt. Die Hogeweg ligt op een dijk. Hoewel nu onbekend is waar het gehucht Hoogendijk heeft gelegen, is De STEEG zo eigenwijs om te veronderstellen dat de Hogeweg ligt op [een restant] van een dijk, die ooit de Hoogendijk werd genoemd. De zelfstandige gemeente Vierpolders is in 1980 in de gemeente Brielle opgenomen. Tot in de vorige eeuw werd Vierpolders ook wel als gemeente Brielsch Nieuwland aangeduid.
Voor de goede naam van Den Briel maakt het niet zoveel uit of de humeurige Vlootvoogd in polder Zuurland of in Vierpolders is geboren. Want sinds kort is het goed om het 'buttenlanderschap' van de ooit zo wereld-beroemde vlootvoogd en Vice-admiraal zoveel mogelijk te benadrukken. Het 'kregel Mennonietje' is in de jaren 2016 en 2017 van zijn voetstuk gestoten; als kolonist en bandiet ontmaskerd door "culturele professionals, kunstenaars en activisten" (bron: Volkskrant) als Patricia Kaersenhout, Gloria Wekker, Alejandro Martina en Sylvana Simons. Hun strijd tegen historisch kolonialisme en racisme heeft er in september 2017 in geresulteerd dat het in de Witte de Withstraat te Rotterdam gevestigde culturele instituut na 27 jaar wordt omgedoopt. KLIK HIER voor de Open Brief waarin Witte de With postuum wordt aangeklaagd door en namens Zwarte Mensen en niet-Zwarte Mensen-van-kleur.
De anno 2016 en 2017 ingediende aanklacht tegen de in 1658 gesneuvelde, als bandiet ontmaskerde 'Hoogendijkse zeeheld' Witte de With is in 20ste eeuwse ogen niet gering: hij is in dienst getreden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (sinds kort niet langer de trots van Nederland maar een maatschappij van rovers en plunderaars), op Ambon heeft hij in opdracht van zijn werkgevers de kruidnagelplantages van de plaatselijke bewoners systematisch vernietigd om de prijs van kruidnagel op te drijven. Hij heeft 6 maal gevochten tegen legers van de oorspronkelijke eigenaren van 'Ons Indië' en 60.000 kruidnagelbomen laten omhakken. Voor de VOC voerde hij strafexpedities uit en voor de West Indische Compagnie leidde hij een militaire campagne naar Brazilië.
In de 17e eeuw waren dergelijke nu inderdaad heel erg af te keuren praktijken heel normaal; niet alleen voor Europeanen. Sterker nog: De VOC en haar niet minder roofzuchtige Britse evenknie East India Company (voluit: The Governor and Company of Merchants of London Trading into the East Indies) zouden er nooit in zijn geslaagd om de Indonesische archipel resp. het Indische subcontinent met een relatief klein groepje Europeanen te veroveren als de eilanden van de archipel en het machtige subcontinent niet verdeeld waren geweest in boeddhistische, hindoeïstische en islamitische rijken en rijkjes, waarvan de vorsten er over het algemeen geen enkel bezwaar tegen hadden om hun eigen legers naar buurlanden te zenden om daar de plaatselijke bevolking met dodelijk geweld van zijn vrijheid te beroven (soms zelfs tot slaaf te maken), tot het afzweren van hun religie te dwingen, hun bezittingen in beslag te nemen en hun oogsten te vernietigen.
De roofmaatschappijen zijn bij het veroveren van 'The Jewel in the Crown' en 'De Gordel van Smaragd' heel erg geholpen door inlandse vorsten, die hun macht en rijkdom maar al te graag ten koste van de andere vorsten wilden vergroten door nauw samen te werken met de Europese bezetters.
Voor de goede orde: voor de VOC speelde het boeddhisme geen rol van betekenis bij de verovering van 'Nederlandsch Indië". Die vooral op Java en Sumatra erg belangrijke godsdienst is, inclusief de boeddhistische vorsten, in de 14e eeuw van Sumatra en begin 15e eeuw ook van Java verdreven door (om in de stijl van de aanklagers van Witte de With te blijven) 'islamitische bandieten en kolonisten'.
Tegen historische uitwassen strijdende activisten vergeten vaak, dat de slavernij niet door Europeanen in Afrika is geïntroduceerd; dat vrijwel alle Afrikaanse slaven a.k.a. tot slaaf gemaakten door hun eigen koningen en chiefs tot slaaf zijn gemaakt en vaak aan Arabische tussenhandelaren zijn verkocht, die ze aan de Afrikaanse kust aan Europese afnemers hebben verpatst. En er zijn ook heel wat relatief dicht bij de Atlantische Oceaan wonende Afrikanen tot slaaf gemaakt door hun directe buren, buurt- of plaatsgenoten, die de Arabische tussenhandel uitschakelden door hun koopwaar direct aan de witte schippers van slavenschepen aan te bieden.
De STEEG is van mening, dat tegen historisch racisme en dito slavernij strijdende activisten wel eens wat meer oog zouden mogen hebben voor de naar schatting 45.800.000 slaven die, uitzonderingen als bepaalde uitwassen in de Nederlandse prostitutiewereld daargelaten, vooral worden uitgebuit in Azië, Afrika en de Arabische wereld (Bron: Global Slavery Index - findings 2016). Klik hier voor een wereldkaart van de hedendaagse slavernij.
In Afrika is Mauritanië slechts één van de landen, waar slavernij formeel is verboden, maar in werkelijkheid welig tiert. Het land telt 151.000 slaven; bijna 4 procent van de bevolking. Criticasters van Witte de With zouden ook goed werk kunnen doen tegen de slavernij in Afrikaanse landen als Benin, Ivoorkust, Gambia en Gabon. De Afrikaanse slavernij kent vaak een onverbloemd racistische achtergrond. Mensen, die behoren tot een in een land (vaak op grond van de diepte van hun teint) minderwaardig geachte stam of volk, worden als slaaf gehouden door mensen, wier stam of volk zich gewoonlijk al eeuwen lang ver verheven voelt boven de groep waar de slaven uit afkomstig zijn.
Een bijzonder gecompliceerd geval van historische slavernij is de schatrijke Elisabeth Samson, een vrijgeboren, zwarte vrouw (die dus niet als slavin was geboren of op latere leeftijd tot slaaf gemaakt). In het 18e eeuwse Suriname werd ze schatrijk, omdat ze er meer dan 1000 slaven op na hield. Meer dan 1000 zwarte slaven, die door hun zwarte eigenares niet anders werden behandeld dan de slaven met een "witte" eigenaar. Als Elisabeth het nodig vond, liet ze haar slaven geselen.
In de Volta-regio in Ghana en in Benin en Togo wordt wel een heel perfide vorm van slavernij bedreven: troskosi. Hierbij kunnen families het door vertoornde goden over hen afgeroepen onheil afkopen door een (bij voorkeur maagdelijke) dochter tot slavin van een dorpspriester te maken. De tot slaaf gemaakte dochter blijft voor de rest van haar leven het eigendom van de (niet christelijke of islamitische) priester (die haar ouders waarschijnlijk zelf zal hebben verteld, dat ze de goden hebben boos gemaakt en hem daarom een slavin moeten schenken), en dat geldt ook voor haar kinderen. Als een priester sterft worden zijn troskosi het eigendom van zijn opvolger.
Trokosi-meisjes worden als seksslavin misbruikt, moeten het huishouden doen en op het land werken. Een deel van deze hedendaagse tot slaaf gemaakten wordt door de priester als arbeidskracht verhuurd aan andere inwoners van het dorp.(In Ghana is deze religieuze uitwas sinds 1998 verboden. Er wordt niet veel actie tegen ondernomen. De Ghanese regering zou troskosi liever uitroeien met de kracht van overreding [persuasion] dan met dwang [compulsion].)
Kortom: de wettelijk verboden troskosi (vert: aan de goden gewijde slavernij) wordt in Ghana nog altijd gedoogd. En dat geldt in de praktijk ook voor een prominente mediapersoonlijkheid, die de aanklacht jegens Witte de With heeft medeondertekend. Ze heeft op Facebook gerefereerd aan het (naar de mening van De STEEG weerzinwekkende) Ghanese Fort Elmina; het slavenkasteel van de West-Indische Compagnie, waarvandaan tussen 1637 en 1814 jaarlijks ca 30.000 slaven naar Brazilië en de Caraïben zijn getransporteerd. Over Afrikaanse ouders, die hun 12-jarige dochter tot slaaf maken en aan een priester schenken, heb ik haar (op 2 oktober 2017) nog nooit gehoord. Die zich mogelijk ook aan kinderverkrachting schuldig makende priester moet overigens wel wachten tot zijn troskosi 3 keer heeft gemenstrueerd, voordat hij haar als seksslavin en fokmerrie in gebruik mag nemen. Zouden we de bestrijders van historische slavernij niet over deze hedendaagse uitwas horen, omdat zowel de daders als de slachtoffers zwart zijn? (Oorspronkelijke bron: Volkskrant, 30 september 2017).
Enkele voorbeelden van hedendaagse Arabische slavernij: als vee verhandelde en/of als seksslavin gehouden, rechteloze Indonesische en Filipijnse dienstmeisjes in de Golflanden en Saoedi-Arabië; uitgebuite Bengaalse bouwvakkers wier paspoort door de werkgever wordt ingenomen in Qatar en Yezidi (seks)slavinnen in het zelfverklaarde kalifaat.
Voor de goede orde: in tegenstelling tot wat sommige activisten tegen historische slavernij uit bovenstaande tekst zullen destilleren, beschouwt De STEEG de slavernij niet als een zwarte bladzijde bladzijde, maar als een inktzwart hoofdstuk van de Nederlandse geschiedenis.
Van de Hoogendijkse bandiet en kolonist Dubbel Wit kan nog worden opgemerkt dat de Republiek der Nederlanden de 17e eeuw waarschijnlijk niet overleefd zonder deze zeeheld met een moeilijk karakter. Het woord 'kregel' in de spottende bijnaam 'het kregel Mennonietje uit Hoogendijk' kan met de volgende woorden worden vertaald: kriegel(ig), geïrriteerd, prikkelbaar, ontstemd, wrevelig, gepikeerd, gramstorig, knorrig of verdrietig.
De befaamde Luitenant-Admiraal Maarten Harpertszoon Tromp, is overigens (binnenkort misschien: helaas) wel binnen de vesting geboren; waarschijnlijk in een onooglijk pandje, dat in een achtertuin ter hoogte van het in de Voorstraat gelegen, voormalige design-hotel De Nymph stond. Een plaquette aan een muur in de Kaatsbaan herinnert aan dit geboortehuis.
Op onderstaande afbeelding bezoekt de koloniale racist Witte de With die andere, in de toekomst als crimineel te ontmaskeren Brielse zeeheld: Maarten Harpertszoon Tromp. Ter verdediging van deze 'slagroomwitte' Brielse Luitenant-Admiraal kan alvast worden gemeld, dat hij op 11-jarige leeftijd door Barbarijse kapers tot slaaf is gemaakt en in Noordwest-Afrika verhandeld. Na 2 jaar slavernij werd hij door een Engelsman vrijgekocht. In het hedendaagse, 'inclusieve' taalgebruik: Barbarijse zeerovers zijn niet-zwarte-zeerovers-annex-slavenhandelaren-van-kleur, die gespecialiseerd waren in het verhandelen van witte, christelijke tot slaaf gemaakten. De Barbarijse zeeroverij is pas in de eerste helft van de 19e eeuw gestopt.
De STEEG heeft nergens kunnen achterhalen of de Barbarijse zeerovers in de 19e eeuw nog altijd 'witte' slaven gingen vangen in aan Middellandse Zee en Atlantische Oceaan gelegen landen. Hun jachtgronden reikten tot in IJsland. In totaal hebben deze zeerovers-van-kleur zo'n 1.250.000 Europeanen ontvoerd. (Ter vergelijking: Volgens de historici hebben de Nederlanders in totaal 550.000 slaven van Afrika naar de Amerikaanse koloniën
getransporteerd. Daarvan kwamen er ongeveer 225.000 voor rekening van de West-Indische Compagnie. Het blijft een weerzinwekkende business, de slavenhandel. Maar het blijft een feit, dat het aandeel van de W.I.C. en andere Nederlandse slavenhandelaren 'klein bier' is vergeleken met het aantal slaven, dat door de Barbarijse zeerovers is versleept. Het aandeel in de historische slavernij van deze over het algemeen niet-zwarte-kapers-van-kleur is meer dan twee keer zo hoog als dat van de Nederlanders. En toch is er geen enkele activist tegen de historische slavernij die excuses verlangt van de nazaten van de Barbarijse zeerovers: Berbers en/of Marokkanen.)
In 1621 zou Maarten Harpertszoon Tromp nogmaals tot slaaf worden gemaakt. Ditmaal door niet-zwarte-kapers-van-kleur in dienst van de Bey van Tunis (een soort Commisssaris van de Sultan in het destijds tot het Turkse rijk behorende Tunesië). De nieuwe eigenaar van Tromp bleek een bewonderaar, die hem al in 1622 vrijliet.
De tweede zoon van Maarten Tromp, Cornelis Tromp, zou in 1672 overigens een bedenkelijke rol hebben gespeeld bij de voor Nederlandse begrippen wel heel gruwelijk uitgevoerde, politieke moord op de gebroeders de Witt die op het Groene Zoodje in Den Haag heeft plaatsgevonden. Slachtoffer Johan de Witt was overigens tot kort voor de dubbele moord onder meer raadspensionaris (hoogste ambtenaar en rechtskundig adviseur) van het graafschap Holland en ruwaard (= plaatsvervanger van de officiële titel lands- of gebiedsheer) van de heerlijkheid Putten (als in Voorne-Putten). Aan laatstgenoemde functie herinnert de oorspronkelijke naam van het Medisch Centrum Spijkenisse: Ruwaard van Putten Ziekenhuis.
Joodse Briellenaren
In 1700 duikt de eerste vermelding van een Joodse burger op in de Brielse archieven; een naamloze 'Joodt', wiens huis vanwege schulden moet worden verkocht.
Over het algemeen zou de verhouding tussen de Joodse en niet-Joodse Briellenaren goed tot uitstekend zijn geweest. Maar toen de Joden in 1804 hun godsdienst wilden uitoefenen in de in 1477 door Maria van Bourgondië, gravin van onder (heel veel) meer Holland, aan Den Briel geschonken vleyschhal (= vleeshal), werd het verzoek tot de daartoe benodigde reparatie van het hek voor het gebouw van de hand gewezen.
Hoewel de vleeshal na de ontvangst van het geschenk door de stad werd beleend bij het geregeld als hypotheekverstrekker fungerende bestuur van het aan het eind van de huidige Nobelstraat (die op die hoogte ooit Zuideinde werd genoemd) gelegen Zuyteyntsche Gasthuis, was het oog van de Joodse gemeenschap gevallen op de aan de Boterstraat (eerste zijstraat van de op die hoogte ooit als botermarkt gebruikte Voorstraat) gelegen Stadsvleeshal en niet op het slachthuis, dat in de in de Turfstraat in de plaats was gekomen voor de naast het Zuyteyntsche Gasthuis en in de 19e eeuw gesloopte gelegen kapel.
In 1942 is de tweede Brielse Sjoel, waarvan de eerste steen in 1871 is gelegd (de eerste synagoge stond sinds 1804 in de tuin van de huidige pastorie van de R.K.-kerk aan de Nobelstraat 22), leeg komen te staan, nadat op 27 oktober van dat jaar, 21 Joodse Briellenaren op het stoomtrammetje richting Rotterdam waren gestapt; aan het begin van een lange, zogenaamd in het kader van de Arbeiteinsatz te maken reis, die in werkelijkheid in een vernietigingskamp zou eindigen. Een 97-jarige vrouw (die ondanks haar leeftijd ook te werk zou worden gesteld) en haar dochter mochten de reis per auto aanvangen.
Voor de huizen van afgevoerde Briellenaren zijn in de bestrating 'struikelstenen' geplaatst; betonnen stenen met een gegraveerde messing bovenplaat, waarop de vermoorde bewoners aan de vergetelheid worden ontrukt (KLIK HIER voor aanvullende informatie over de 'Stolpersteine' en de laatste gebruiker van de Sjoel).
In 1947 is de Sjoel aan een plaatselijke aannemer verkocht en als pakhuis in gebruik genomen. In verband met de nieuwe functie werd vrijwel alles dat aan de geschiedenis van het gebouw herinnerde grondig vernield. De gemeente Brielle draagt niet als enige Nederlandse gemeente de verantwoordelijkheid voor het na de oorlog versjacheren en/of verwaarlozen van wat er in hun gemeente herinnerde aan de door de Bezetter afgevoerde Joodse gemeenschap.
Gelukkig kon de Sjoel enkele jaren geleden met steun van diezelfde gemeente worden gerestaureerd. U vindt het gebouw, dat als een klein multifunctioneel centrum wordt geëxploiteerd op het adres Turfkade 16, 3231 AR Brielle (www.sjoelbrielle.nl).
De Sjoel en de zonnewende
De achtermuur van de Sjoel telt 3 boogramen. Aan de voorkant is het middelste boograam dicht gemetseld (zie foto). In de Sjoel verschijnt, als op 21 juni (de 'langste dag') de avondzon schijnt, precies op de plaats van het dichtgemetselde raam een 'lichtraam'. In het boekje 'De Brielse Sjoel in haar verhalen' (auteur Egbert Rietveld; ISBN: 7274385) is een foto van zo'n gebeurtenis opgenomen.
Voor een zeer informatieve beschrijving van het Joodse leven in Brielle in de periode 1700 - 1942 kunt u een PDF-bestand downloaden op:http://www.sjoelbrielle.nl/assets/Uploads/JOODS-LEVEN-IN-BRIELLE.pdf
Beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen
Anno 2016 is duidelijk, dat Nederlandse gemeenten, ambtenaren en politici zich na de oorlog vaak schandelijk hebben gedragen tegenover uit concentratiekampen terugkerende Joden. Denk maar eens aan de gemeente Amsterdam, die terugkeerders, op straffe van onteigening, met boeterente verhoogde erfpacht en andere gemeentelijke lasten liet betalen over de tijd, dat ze zelf in concentratiekampen verbleven en hun huizen door NSB'ers werden bewoond. De erfgenamen van de terugkeerders hebben tot 2014 moeten wachten eer de stad (die "huilt, waar het eerst heeft gelachen") bereid was om de opbrengst van deze schadelijk tactloze aanpak terug te betalen.
Wat de gemeente Brielle betreft geeft het te denken, dat het (in de opsomming van de voormalige stadsarchivaris J. Klok Jzn.) eerste "Algemene" oorlogsmonument in 1949 op de Pieter van de Wallendam is geplaatst. (Het monument is sindsdien naar het Catharijnehof verplaatst.) Het tweede (eigenlijk derde) monument voor de administratrice en leerlingen van een in 1943 gebombardeerde school dateert uit 1955. Het derde (maar volgens de telling van 'De Steeg' tweede) oorlogsmonument is in 1948 ter nagedachtenis van 32 oud-leerlingen in de de vestibule van de Rijksscholengemeenschap onthuld. De Joodse gemeenschap moest wachten tot 4 mei 1970. Eerst toen werd in het trappenhuis van het toenmalige Stadhuis een monument aangebracht voor de 45 Joodse burgers van de stad die in 1942 naar concentratiekampen zijn afgevoerd.
Nog jaren na de oorlog gold voor de meeste ambtenaren en politici het devies: Wij Nederlanders Allemaal Even Zwaar Hebben Geleden Onder De Nazi's, Ook Als We Niet Naar Een Concentratiekamp Zijn Afgevoerd.
De niet afgebouwde Brielse Dom, die nooit een bisschopszetel is geweest
De sinds 1572 protestantse Sint-Catharijnekerk (die, hoewel het nooit een bisschopszetel is geweest, door sommigen de Brielse Dom wordt genoemd), is gebouwd in de zogenaamde Brabantse gotiek. De Sint-Catharijnekerk had de grootste kerk van de Nederlanden moeten worden. En dat komt, omdat in 1417 aan de bouw van de kerk is begonnen, toen Den Briel nog als een zeer rijke en belangrijke stad werd beschouwd. En niet ver achter de eerste stad van Holland kwam. Dat was toen de Brielse erfvijand en zeehavenstad Dordrecht.
en Briel droeg in die tijd onder zeevarenden de eervolle bijnaam 'Morgensterre van Hollant'. En deze Morgenster vond in eerste instantie dat de nieuwe kerk het recht had op een toren van 120 meter die hoger zou zijn dan die van de Dom in Utrecht; als met een toren van 112 meter bekroonde bisschopskerk destijds het centrum van het christendom in de noordelijke Nederlanden. Die droom heeft men snel opgegeven. De bisschop van Utrecht stond in de kerkelijke hiërarchie namelijk één trede lager dan de paus in Rome. Hij beschikte over zijn eigen leger en men kon zich herinneren, dat dat leger geregeld tegen Holland ten strijde was getrokken als een bisschop zich gekrenkt voelde door de graaf van Holland of een van de Hollandse steden of dorpen. Een hogere toren dan die van de bisschoppelijke zetel in Utrecht zou zeker in oorlog tussen Voorne/Holland en Utrecht resulteren.
De gerealiseerde toren is circa 57 meter hoog. Op de toren vindt men de achthoekige fundamenten van een twintig meter hoge lantaarn die nooit is gebouwd. Die lantaarn had, als hij was gebouwd, sterk aan de Utrechtse toren doen denken. Wel heeft er tot in de 19e eeuw een veel lager lantaarntje op de toren gestaan, zoals op oude prenten is te zien. De toren van de Brielse 'Dom' heeft eeuwenlang als vuurtoren dienst gedaan. Vandaar dat het zeer gepast is dat op de 'protestantse' toren (waarvan overigens de gemeente Brielle eigenaar is) geen windvaan in de vorm van de traditionele haan, maar van een gouden schip staat.
Ter compensatie van de in de praktijk te laag uitvallende toren had de Catharijnekerk met alle geweld de Sint-Jan van Den Bosch moeten overtreffen of in ieder geval net zo groot moeten worden.
Een mogelijke verklaring voor de eenzijdig vanuit Den Briel gevoerde strijd met Den Bosch is te vinden in een minderwaardigheidsgevoel van het 'nieuwe geld' in een jonge stad in het opkomende graafschap Holland jegens de deftige steden in het gevestigde hertogdom Brabant.
Hoewel Holland in politiek en economisch opzicht steeds belangrijker werd in de 14e en 15e eeuw, werden hertogelijke steden als Den Bosch en Brussel door de Middeleeuwers, in tegenstelling tot hun Hollandse concurrenten, gelijk gesteld met culturele centra als Parijs, Keulen, Florence en Rome. Het hertogdom Brabant bestond destijds voornamelijk uit de drie hedendaagse Belgische provincies Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en Antwerpen, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het merendeel van de hedendaagse Nederlandse provincie Noord-Brabant.
Als bouwmeester van de Brielse Dom wordt een zekere Evert Spoorwater genoemd, die ook betrokken is geweest bij de bouw van de (na de reformatie niet langer katholieke) Grote of Onze-Lieve-VrouweKerk in Dordrecht en de (eveneens protestante) Grote of Sint-Bavokerk in Haarlem.
Terugblik op de tweede helft van de 'Brielse Gouden Eeuw'
In 1527 zouden inwoners van de Zeeuwse Hanzestad Zierikzee terugkijken op de Brielse glorietijd en dan met name op de tweede helft van de 15e eeuw. Zij verhalen over de speciale Noorse wijken (de buiten de vesting gelegen Noors/Deense 'voorstad' Nyland) en de 300 tot 400 schepen, die tegelijkertijd in de haven lagen. De haringvangsten waren soms zo geweldig, dat er kooplieden uit Keulen, het oosten van Duitsland, Brabant en tal van andere vreemde landen en streken kwamen om in Den Briel hun slag te slaan. Iemand verklaart, dat de stad te nauw was voor het aantal haringmannen en uit den vreemde afkomstige kooplieden. Dankzij de "harinckteelt" kon het op de Cruysstraat (het huidige kruispunt Markt/Voorstraat/Visstraat/Koopmanstraat) zo overvol raken met zakenlieden die op weg waren naar de naast de Vischstraat gelegen vismarkt, dat het verkeer er tot stilstand kwam.
In Zierikzee is dan nog bekend, dat de stad in de goede oude tijd zo vol met kopende en verkopende handelaren van alle naties kon zijn, dat het er krioelde van het volk. Met eenzame kooplieden meevoelende dames (die men in Den Briel eerst als 'wereldwiven'* aanduidde) mochten hun troostrijke negotie oorspronkelijk alleen buiten de vesting bedrijven. Toen alleen nog de begin 17e eeuw gebouwde vishal (een soort groot uitgevallen overdekte marktkraam van steen, waarvan nog een pilaar en een pomp resteren) aan al die buitenlandse inkopers van haring (en andere vis) herinnerde, mochten de dames zich vestigen in de Rozemarijnstraat (een parallel aan Lijnbaan en Voorstraat lopende straat die een T-kruising vormt met de Vischstraat). Vervolgens ging men de 'wereldwiven' 'rozemarijntjes' noemen.
* In de laatste aflevering van de in 2014 op BBC4 uitgezonden Italiaanse tv-serie Il Commissario De Luca werd het beroep van een in die branche werkzame vrouw als 'worldly woman' (wereldse vrouw) vertaald.
Kerk als slachtoffer van economische neergang, blikseminslag en ongehoorzame haringen
Het duurde helaas niet lang tot een economische achteruitgang inzette, mede doordat de toegang tot de Brielse haven heel langzaam begon te verzanden, waardoor de stad steeds slechter bereikbaar werd voor ook toen al steeds groter wordende schepen. Sterker nog: tot de verzanding heeft de haven van Brielle als een soort Rotterdamse haven avant la lettre gefungeerd. Brielle was een overslaghaven, waar de lading van voor die tijd grote schepen op kleinere vaartuigen werd overgezet, die bijvoorbeeld op het toen voor grote schepen slecht bereikbare Rotterdam voeren. En over alles wat via Den Briel naar andere plaatsen werd vervoerd, kon Den Briel tol heffen. Wat ook niet hielp is de inpoldering van dat de rivier de Goote, die Den Briel met Vlaanderen en (het hertogdom) Brabant verbond.
In de 16e eeuw is er daarom ontzettend veel geld geïnvesteerd in het graven van een vaart van Den Briel naar Hellevoetsluis, die de voor grote schepen via het Noorden steeds moeilijker bereikbare havens van Den Briel vanuit het zuiden open moest houden. Het gerealiseerde gedeelte van het project loopt nog altijd dood bij het voormalige gemaal aan de Rijksstraatweg 36 in Vierpolders (gemeente Brielle).
Het Spui had ook nog een tweede, nooit waargemaakte functie: het vergroten van de doorstroming van de Brielse haven, die, dankzij de afdamming van de (aan de krachten van eb eb vloed onderworpen en in Noordelijke richting stromende) rivier De Goote steeds meer verzandde, waardoor de havenstad Brielle voor steeds kleinere schepen bereikbaar werd, en daardoor steeds meer haven- en stapelgelden misliep.
De haringvangst in Scandinavische wateren vormde één van de peilers van de rijkdom van Den Briel. In 1368 had Den Briel onbegrijpelijk gunstige visrechten verworven voor de Deense en Zweedse kust (later meer over dit privilege). Kort daarop besloten de haringen hun vaste zwemroute te verleggen. Ze zwommen voortaan langs de Noord-Franse, Vlaamse en Engelse kust en lieten zich niet meer zien op de Scandinavische visgronden, waar de Brielse vloot vergeefs lag te wachten.
In 1477 lag de Brielse haringvloot niet op de aan de stad toegewezen Scandinavische visgronden op de komst van de haringen te wachten. Toen werd de Brielse haringvloot bij Cherbourg door een Franse admiraal in beslag genomen. Het verlies van deze belangrijke bron van inkomsten leidde er onder meer toe, dat de stad niet langer in staat was om de vestingwerken te onderhouden. In 1517 waren torens, vesten, poorten, muren en grachten zo erg vervallen, dat ze met financiële ondersteuning van een bezorgde keizer Karel V (die daarnaast onder meer graaf van Holland en heer van Voorne was) moesten worden opgeknapt. Daartoe mocht de stad gedurende de duur van één jaar de aan de landsheer toekomende opbrengst van een bepaalde belasting in de restauratie van de verdedigingswerken steken.
Tot overmaat van ramp vloog de Sint-Catharijnekerk, waar nog vele decennia aan had moeten worden gebouwd, in 1456 na blikseminslag in brand. De toren stortte in. Hierna begon men opnieuw te bouwen. Maar in 1482 was het trotse Brielle toch al zoveel minder rijk, dat de bouw van de kerk volledig moest worden gestaakt. Indien men de gigantische kerk wel had kunnen voltooien, zou de achtermuur hebben gestaan ter hoogte van de pomp op onderstaande, op de Wellerondom geschoten foto.
Ook al was er na 1482 geen geld meer om de Sint-Catharijne af te bouwen - Den Briel is niet van de ene op de andere dag armlastig en onbelangrijk geworden. Den Briel zou vrij lang in de Top 6 van Hollandse steden blijven staan en in Den Haag vertegenwoordigd zijn. Ook al zou de Brielse visserij door zoveel rampen worden getroffen, dat vissers een deel van de Doggersbank (KLIK HIER) als 'het kerkhof van Den Briel' gingen aanduiden.
Uiteindelijk zou de verzanding van de Maasmond de bereikbaarheid van de Brielse haven voor zeeschepen de nek omdraaien, doordat allerlei hinderlijk in de weg liggende zandplaten en eilanden werden gevormd, waaronder de eilanden Blankenburg, Rozenburg en (het door Jac. P. Thijssen [1865 - 1945] zo geroemde vogeleiland) De Beer ter hoogte van Hoek van Holland. Eilanden, die in de 20e eeuw plaats moesten bieden aan de petrochemische industrie.
Blikseminslag en een
gedegradeerde heilige
De bouw van de huidige Sint-Catharijnekerk heeft destijds een grote achterstand opgelopen door blikseminslag. In feite zag men zich genoodzaakt om zo ongeveer de hele nieuwbouw te herbouwen.
De de voorganger van de Sint-Catharijnekerk zou rond 1405 ook al na blikseminslag zijn afgebrand. Saillant detail: de bouwkosten van de eerste, afgebrande Catherijnekerk zijn betaald uit de opbrengsten van de 2 'vierberghen' (vuurbergen; grote vuurbakens, waar schippers zich 's nachts op konden oriënteren), die de stad exploiteerde.
(De klokken van de Catharijnekerk worden geluid door het Brielse klokkenluidersgilde. De leden van dit [destijds in bier betaalde] gilde waren in vroeger eeuwen verplicht om zolang het 'blixemde en donderde' de klokken van de kerk te luiden. Er werd net zolang geluid tot het onweer was verdreven.)
Blikseminslag is bij de Sint-Catharijnekerk op een bizarre manier heel toepasselijk, omdat toen de hevig op zijn slachtoffer verliefde keizer Maxentius de niet tot het opofferen van haar maagdelijkheid en christelijke geloof bereid zijnde naamheilige van de kerk wilde laten verpletteren door middel van een rad (een ander woord voor wagenwiel) met scherpe ijzeren punten, het moordwerktuig in stukken brak; getroffen door de bliksem. Deze Heilige Catharina (er is er nog een, Catharina van Siena) wordt daarom meestal afgebeeld met een rad.
In de Middeleeuwen was het rad een vaak beproefde manier om de zwaarste misdadigers ten dood te brengen (het zogenaamde radbraken).
Na veel tegenslagen slaagde men er uiteindelijk toch in Catharina van Alexandrië te onthoofden, waarna het uit haar hals vloeiende wondvocht de stad van de pest bevrijdde. Een wonder, dat, omdat iedereen destijds als de dood was om de Zwarte Dood te krijgen, er zeker toe heeft bijgedragen, dat Catharina van Alexandrië in de Middeleeuwen tot de populairste heiligen behoorde. Als beschermheilige tegen pest en blikseminslag en bij bevallingen zal Catharina populairder zijn geweest dan als bewaakster van de kuisheid.
De toch wel heel erg aan haar maagdelijkheid hechtende Sint-Catharina (ook wel Sinte-Katrien) staat sinds de 10e eeuw vrouwen van alle leeftijden bij om niet over te schieten (lees: niet aan de man te komen). In Frankrijk noemt men een ongehuwde vrouw van boven de 25 om die reden een Catharinette. In het verleden kregen de heiligenbeelden van Sint-Catharina in de Franse kerken op haar naamdag (25 november) een nieuwe hoed. De Catharinettes droegen op die dag een grote hoed, zodat iedereen (en dan vooral mannen die nog geen vrouw aan de haak hadden geslagen) aan het formaat van de hoed zien, dat deze Catharinette nog 'zu haben' was. En als een (nog niet zo erg oude) 'oude vrijster' door deze actie alsnog aan de man kwam, werd Catharina voor het wonder bedankt. In werkelijkheid kon een alleenstaande man op 25 november aan haar hoed zien of een vrouw erg veel behoefte had om in het huwelijksbootje te treden. Wanhopige vrouwen van boven de 30 waren namelijk 'tevreden met alles wat U geeft, Sint-Catharine.' Gedurende een groot deel van de 20e eeuw stuurde men in Frankrijk rond 25 november ansichtkaarten met afbeelding van Catharinettes en hun hoeden.
Van 1969 tot 2001 heeft 'Rome' overigens geoordeeld, dat Catharina van Alexandrië nooit zou hebben bestaan. Daarna is haar naam weer opgenomen in het 'Martyrologium Romanum', waarbij moet worden aangetekend, dat rooms-katholieken niet langer verplicht zijn om haar naamdag te vieren. De Orthodoxe kerken erkennen de inmiddels deels teruggedraaide degradatie van Catharine van Alexandrië niet.
Het feit, dat de naam van de in 307 vermoorde Cypriotische prinses, die haar maagdelijkheid niet aan een (al getrouwde) keizer wilde geven, in het Grieks 'de altijd reine, de zuivere' betekent, versterkt de roomse verdenking, dat Catharina van Alexandrië geen mens van vlees en bloed zou zijn, maar een 'symbolische kapstok', waaraan de verhalen en legendes over allerlei martelaressen des geloofs zijn opgehangen.
(Op vergelijkbare wijze, deelt de uit een toentertijd Grieks-Romeinse stad in het huidige Turkije afkomstige en in 1969 vanwege vrijwel dezelfde verdenkingen van zijn heiligheid beroofde Sint-Nicolaas veel van de met hem geassocieerde legendes met Ganesh; de vrijgevige en goedmoedige hindoeïstische godheid, die eruit ziet als een dikke man met de kop van een olifant. Ganesh verplaatst zich overigens niet per schimmel. Hij gebruikt liever een schandalig kleine rat [het in de westerse wereld met de pest geassocieerde knaagdier] als vervoermiddel. In weerwil van de Vaticaanse scepsis, is de ontheiligde Sinterklaas nog elk jaar een gewaardeerde gast in Den Briel. In de tweede helft van november arriveert de goedheiligman aan het Maarland op het geuzenschip 'De Prince Admirael'.)
Niets dan ellende (zoals drankzuchtige dranksmokkelaars)
Wat in de 16e eeuw niet bepaald hielp is, dat Schotse kapers er in 1540 en 1547 met een groot deel van de Brielse haringvloot vandoor gingen. Ook brandden in die jaren bij één brand 150 huizen af. Ramp op ramp leek zich op te stapelen. Halverwege de 16e eeuw moet zelfs de liefde tussen Denemarken en Den Briel danig zijn bekoeld. Alle vaak door Deense koningen verstrekte privileges (waarover later meer) ten spijt, zagen Brielse haringvissers zich genoodzaakt kanonnen te huren om zich te beschermen tegen vijandige Deense (en Franse) schepen.
Ook de verovering door de Watergeuzen, die, omdat ze het schootsveld vrij wilden houden, de buiten de poorten gelegen 'voorstad' hadden vernietigd, heeft grote economische gevolgen gehad. De bevrijding had bovendien ook binnen de vesting tot een leegloop geleid. In 1573 telde Den Briel, voor 1 april 1572 nog altijd één van de voornaamste steden van Holland, nog maar 1368 inwoners. En dat was inclusief soldaten van het garnizoen!
Door een later uitgebreid te behandelen gebeurtenis zou er in 1585 flink wat geld naar Den Briel toevloeien; Engels geld, dat voor een economische opleving zorgde.
In 1618 nam een landelijk uitgevochten geloofsstrijd tussen remonstrantse en contra-remonstrantse inwoners in Den Briel zulke absurde vormen aan, dat stadhouder Maurits van Oranje, zelf een contra-remonstrant, zich genoodzaakt zag om de stad te bezetten en het volledige gemeentebestuur te vervangen door contra-remonstranten. De remonstranten werd bij die gelegenheid verboden om gebruik te maken van de Sint-Catharijnekerk. Een jaar later, in 1619, zouden overigens 200 remonstrantse predikanten (en hun volgelingen) uit de gereformeerde kerk worden gezet door de Synode (= algemene kerkvergadering) van Dordrecht. 1619 is niet ook toevallig het jaar, dat prins Maurits, na een politiek proces, de beruchte gerechtelijke moord liet plegen op Johan van Oldenbarneveldt, de remonstrantse raadspensionaris van de Staten-Generaal. Het zou tot 1629 duren eerder de remonstranten weer in Brielle werden gedoogd. Al was dat niet meer openlijk in de Catharijnekerk, maar van 1650 tot 1793 in een stenen schuilkerk in de achtertuin van het pand Maarland ZZ 41.
(De midden in de 80-jarige Oorlog uitgevochten geloofsstrijd in het protestantse kamp, waarbij hele gezinnen uiteenvielen in 2 elkaar bestrijdende kampen, ging over het remonstrantse standpunt, dat mensen een plaats in de hemel kunnen verwerven door een goed leven te leiden. De contra-remonstranten waren van mening, dat God reeds voor de geboorte zou hebben bepaald of iemand in de hemel terecht komt of in de hel. Ach, terwijl tot de tanden bewapende Turken voor de poorten van Constantinopel stonden, gingen de daar woonachtige christenen elkaar te lijf over de vraag "hoeveel engelen passen erop de punt van een naald?")
In 1652 heeft een Engelse admiraal tijdens de eerste Engels-Nederlandse oorlog een groot deel van de Brielse haringvloot vernietigd. En in 1661 verklaarden Brielle en (het als havenstad in opkomst zijnde) Rotterdam elkaar de oorlog over de vraag of Rotterdamse loodsen hun werk mochten doen op de Brielse Maas. De zogenaamde 'Brielsche Oorlog' zal met een compromis worden beëindigd. Rotterdammers mogen op de Brielse Maas loodsen, mits ze in Den Briel gaan wonen.
Van 1720 tot 1730 werd er in Den Briel kortstondig heel veel geld verdiend aan de smokkel van jenever, brandewijn en andere drank naar Groot-Brittannië. Die praktijken kwamen echter aan het licht, doordat de kapiteins en bemanning van de voor de smokkel gebruikte vissersschuiten onderweg graag een slokje van hun smokkelwaar namen en in opvallend vrolijke staat hun doel bereikten. En zich daar aanstootgevend gedroegen. (Op Zwartewaalse schepen [hieronder een afbeelding van het alleen in die havenplaats voorkomende model Zwartewaalse Gaffelaar] is men veel langer doorgegaan met de dranksmokkel.) De ooit zo profijtelijke haringvangst heeft men op in de 18e eeuw een tijdje ingeruild voor de kabeljauwvisserij.
Catharijnekerk en Beeldenstorm
Het interieur van de Catharijnekerk heeft de Beeldenstorm van 1566 redelijk overleefd. Maar op 2 april 1572 hebben de watergeuzen alle in Brielle gelegen kerken en kloosters volledig leeggeroofd en altaren en beelden ontwijd en vernield. Daarbij kwamen twee geestelijken om het leven. Een hervormingsgezinde pastoor, die zich al voor 1 april 1572 met de protestantse benaming 'predikant' liet aanduiden, bleef gespaard. Zijn opvolgers, de eerste echte predikanten, hebben vervolgens (helaas) besloten om de aanstootgevende 'paapse versieringen' achter een dikke laag witkalk te laten verdwijnen.
Maar eerst moesten de katholieken aanzien hoe een zekere Adam van Haren zich op het dek van zijn schip uitdoste in een prachtige kazuifel (een rijk versierd misgewaad van een priester). En in de kajuit van Treslong werd voortaan gedronken uit gouden Avondmaalskelken.
Experimentele technieken
Het was overigens de bedoeling om bij de bouw van de gotische Sint Catharijnekerk allerlei experimenten toe te passen. Eén van de gerealiseerde experimenten bestaat uit de 318 treden tellende en 57 meter hoge toren. Normaliter staat de toren van een gotische kerk los van het gebouw (kijk maar eens naar de Rotterdamse Laurenstoren, de Utrechtse Domtoren en de vierkante kerktoren van de Catharinakerk te Goedereede). De rond 1480 voltooide toren van de Sint-Catharijnekerk, die volgens de oorspronkelijke plannen minstens zo hoog als die van de Utrechtse Dom had moeten worden en - zoals elke zichzelf respecterende gotische kerk - de vorm van een kruis had moeten krijgen, maakt echter deel uit van de muren van het schip van de kerk. Het gewicht van de toren wordt verdeeld over 4 zeer zware kolommen. Boven de deur in de voorgevel van de toren bevindt zich zelfs een enorm groot raam, dat licht laat vallen in het schip van de kerk. Op onderstaande foto ziet u de deur en het raam in de voorgevel van de toren.
Eerdere bouwers van gotische kerken hebben die constructie niet aangedurfd, omdat de zo hoog mogelijk gebouwde schepen van gotische kerken bij harde wind sterk de neiging hadden om in te storten. En het zo zonde zou zijn als de toren dan automatisch meeging. (Het schip van de iets jongere Laurenskerk heeft alleen het bombardement op Rotterdam niet ongeschonden overleefd, maar de Utrechtse Dom en van de Goedereese Catharijnekerk is het schip inderdaad door harde wind ingestort.)
NB: De STEEG heeft, vooral in Frankrijk, wel eens hogere gotische kerken bezocht. Die worden vrijwel altijd gestut door allerlei inwendige en uitwendige constructies. De STEEG vindt het erg jammer dat men in de 19e eeuw de luchtbogen van de Sint-Catharijnekerk heeft verwijderd (de buitenmuren worden nu alleen gestut door veel minder elegante steunberen). Maar de binnenkant van de door DE STEEG bezochte Franse kerken wordt vaak ontsierd door allerlei extra muren en/of houten of stalen constructies die het gebouw voor instorten moeten behoeden.
De zeer indrukwekkende hoogte van het schip maakte het vroeger onmogelijk om de Sint-Catharijnekerk te verwarmen. Daarom werden de diensten in de winter in onderstaande, veel kleinere (witte) Jacobskerk (Voorstraat 86) gehouden. De Jacobskerk is momenteel in gebruik als huisartsenpraktijk.
Bouw zou zeker niet zijn hervat
Dankzij de ANWB is naast de toegangsdeur aan de Wellerondomzijde van de Sint-Catharijnekerk een bord geplaatst, waarop te zien is dat men in de eerste helft van de 16e eeuw zowel de achterzijde van de kerk heeft dichtgemetseld als de fundamenten voor de rest van het gebouw heeft aangelegd. Die (nog altijd in de grond aanwezige) fundamenten hadden een heel wat bescheidener aanbouw opgeleverd dan oorspronkelijk de bedoeling was. Als de 16e eeuwse aanbouw werkelijk was gerealiseerd, had de gehele kerk binnen de omringende muurtjes gelegen, terwijl de achtermuur volgens de oorspronkelijke plannen ter hoogte van de pomp op het Wellerondom zou hebben gestaan.
Zelfs bij een enorme economische heropleving van de stad was de bouw van de Sint-Catharijnekerk na 1572 zeker niet hervat. De kerk is in dat jaar immers het eigendom geworden van de gereformeerden, die als Calvinisten (wellicht mede omdat ze 'Gods Woord' niet in het voor de meeste lidmaten onverstaanbare Latijn maar in het Nederlands tot zich namen) wit gesausde muren prefereerden en absoluut geen behoefte hadden aan een triomfaal kerkgebouw, dat met zijn fraai versierde en met heiligenbeelden gevulde kapellen en gebrandschilderde ramen, ranke pilaren en duizelingwekkend hoge plafonds de aardse afspiegeling van het 'Hemelse Jeruzalem' moest verbeelden.Daarbij komt, dat de protestanten in meerdere geloofsrichtingen uiteen vielen en weinig eisen aan hun kerken stelden, omdat ze voor 1 april 1572 gewend waren om op discrete wijze in afgelegen schuurtjes, bosjes en weilanden te kerke te gaan. Vanwege de brandstapel hopend, dat ze niet teveel aandacht zouden trekken. Na de eerste excessen waren de katholieke burgers beter af. Die mochten hun erediensten houden in schuilkerken, waarvan steeds meer burgers iedereen wist waarvoor ze gebruikt werden, terwijl de autoriteiten steeds minder behoefte voelden om de in de schuilkerk vergaderde gelovigen te vervolgen.
Als laatste argument tegen het afbouwen van de Sint-Catharijnekerk geldt dat de gotiek in de periode 1140 tot 1500 in Frankrijk, Engeland en de Zuidelijke Nederlanden hypermodern was. In Holland en delen van het hyuidige Nederland liep men wat achter. Daar raakte de bouwstijl pas in in de tweede helft van de van de 16e eeuw uit de gratie. Al werd de laatste puur gotische kerk, in een vereenvoudigde stijl in 1692 in het Groningse Harkstede gebouwd.
In 1830 konden de katholieke Briellenaren weer openlijk naar de kerk gaan, in de 'H.H. Martelaren van Gorcum', een (zelfs vergeleken met de nooit afgebouwde Catharijnekerk zeer bescheiden, maar dankzij de ligging in de destijds ook al prominente Nobelstraat voor iedereen heel echt zichtbare) eenbeukige neoclassicistische kerk. Toch moeten katholieken al voor de 19e eeuwse 'Emancipatie' van deze geloofsgroep openlijk hun geloof hebben kunnen beleven. Zo is bekend, dat een bekeerde Jood zich in 1749 in 'de katholieke kerk' heeft laten dopen.
De portemonnee van de vrouwe van Voorne
Ooit gingen gelovigen er vanuit, dat iemand zichzelf een plaatsje in de hemel kon verwerven, door schenkingen te verrichten aan naar diens 'naamheilige' vernoemde goede doelen en instellingen. De heilige, waar gulle gever naar vernoemd was, zou zich ongetwijfeld extra voor hem of haar inzetten. Veel meer dan zomaar een heilige, die middels een gulle gave vereerd werd door iemand, die niet naar hem/haar was vernoemd.
Bij de naamgeving van de eerste Sint-Catharijnekerk heeft men dan ook met een scheef oog gekeken naar de naam (en de met potentiële giften gevulde portemonnee) van de in 1328 gestorven Catharina van Durbuy, vrouwe van Voorne, vrouwe van Teilingen en burggravin van Zeeland. Catharina wordt er door sommige historici van verdacht de minnares te zijn geweest van graaf Floris V van Holland (KLIK HIER voor enige historische roddels over haar relatie met slachtoffer en moordenaars).
Catharina was de moeder van Gerard van Voorne, de laatste heer van Voorne uit het geslacht van Voorne, die als 12-jarige schildknaap moest toekijken bij de moord op de vermeende minnaar van zijn moeder en een belangrijke rol heeft gespeeld bij de jacht op de moordenaars van 'der keerlen God'.
De stompe toren van de Brielse Dom heeft van 1759 tot 1850 dienst gedaan als vuurtoren voor de scheepvaart op de zeer verraderlijke Brielse Maas (het huidige Brielse Meer). In 1895 heeft men de daarvoor gebouwde achthoekige stenen 'lantaarn' (die op sommige bij 'De Steeg' verkochte oude ansichtkaarten te zien is), van de toren afgehaald. (De prent met lantaarn is vermoedelijk getekend vanaf de plek waar ooit de Maarlandse of Sint-Pieterskerk heeft gestaan; het huidige Asylplein. De winterse foto is vanaf bijna dezelfde plek gemaakt.)
Oranjekerk'
De Brielse Catharijnekerk is een echte 'Oranjekerk. Willem de Zwijger is er in 1575 getrouwd met zijn derde vrouw, Charlotte de Bourbon. Een gebrandschilderd raam, het zogenaamde Oranjeraam, herinnert aan die gebeurtenis.
De uit een zeer deftige familie afkomstige Charlotte was een wegens protestantse (eerst hugenootse, later calvinistische) sympathieën uitgetreden abdis (hoofd van een nonnenklooster). Ze was met tegenzin op die hoge positie terechtkomen; daartoe gedwongen door een streng katholieke vader die zijn volledige erfenis aan een zoon wilde nalaten. Het huwelijk van Willem en Charlotte baarde opzien, omdat hijzelf - onder andere omdat hij zijn strijdkrachten moest betalen - tot zijn nek in de schulden stak, terwijl zij helemaal geen bruidsschat of (vooruitlopend op het overlijden van haar vader te belenen) erfenis inbracht en ook nog eens een uitgetreden non was. Charlotte kreeg tijdens 7 huwelijksjaren maar liefst 6 kinderen.
In 1964 zou een niet in Den Briel maar in Rome gesloten Oranjehuwelijk met een katholiek lid van een Spaans/Italiaanse zijtak van het Huis Bourbon ook veel stof doen opwaaien. Prinses Irene trouwde toen met de volgens boze tongen 'straatarme' prins Karel-Hugo van Bourbon-Parma (1930-2010), hertog van Parma en Piacenza en - althans volgens een relatief kleine groep zeer streng katholieke monarchisten - koning van Spanje en Frankrijk.
Koning-stadhouder William III versus Lodewijk XIV
De vrouw van stadhouder Willem III, de Engelse prinses Mary Stuart II, beklom in 1672 de 318 treden van de toren van de kerk om haar man uit te wuiven, die met zijn vloot vanuit Hellevoetsluis naar Engeland voer om haar katholieke vader koning James II af te zetten.
Na deze 'Glorious Revolution' regeerde Mary Stuart als koningin van Engeland, Schotland en Ierland; samen met haar man, die een unieke dubbelfunctie bekleedde als koning en stadhouder (de hoogste ambtelijke functie in de Republiek der Nederlanden).
James II had de gramschap van zijn dochter onder meer over zich afgeroepen, omdat hij geen vinger uitstak, toen de troepen van de Franse koning Lodewijk XIV het prinsdom Oranje innamen en de daar wonende hugenoten (Franssprekende protestanten) vervolgens werden vervolgd.
Ook in Den Briel geldt: as is verbrande turf. Maar het mag wel worden gezegd, dat Mary Stuart nièt vanaf de toren van de Brielse Catharijnekerk haar echtgenoot en diens vloot stond uit te wuiven, omdat het van meet af aan de bedoeling was geweest om de kronen van Engeland, Schotland, Wales en Ierland vanuit Hellevoetsluis op haar vader te veroveren.
Willem III en zijn schoonvader waren in 1688 nog op zeilschepen aangewezen. En Holland had in die tijd te kampen met het probleem, dat, wanneer er een 'foute' storm vanuit Engeland woei, de Hollandse schepen hetzij helemaal niet konden uitvaren of met de grootste moeite en in slakkentempo tegen de wind in moesten laveren. De Engelse vloot kon bij een voor hun gunstige verkeerde westerstorm binnen zeer korte tijd de Hollandse kust bereiken. (Het mechanisme werkte ook andersom.)
Ten tijde van de eerste poging van Willem III waaide de wind in het voordeel van zijn schoonvader. De Hollandse schepen werden stuk voor stuk weer naar de Hollandse kust geblazen. Op de verraderlijke Brielse Maas waren bij veel gunstiger weersomstandigheden al genoeg schepen vergaan. Vandaar dat de vloot van Willem III er de voorkeur aangaf om in de haven van Hellevoetsluis beschutting te zoeken.
De schoonvader van de prins, een als het op geloofszaken aankwam redelijk tolerante katholiek, interpreteer de storm, die de vloot van zijn verraderlijk dochter en schoonzoon de haven van Hellevoetsluis had ingeblazen als het ultieme bewijs, dat God niets van deze protestantse oproerkraaiers moest weten. Bij een volgende poging tot invasie zou God ongetwijfeld opnieuw ingrijpen. Hij vond het dan ook niet nodig om allerlei beschermingsmaatregelen te nemen.
Toen er vanuit Hellevoetsluis een nieuwe poging werd ondernomen, konden de Engelse schepen de Engelse havens niet verlaten door een storm, die vanuit de verkeerde windrichting waaide. De Hollandse vloot vond zich daarentegen in recordtempo voor de Engelse plaatsen Torbay en Brixham, waar Willem III als bevrijder werd begroet.
dankzij een voor Den Briel ongunstige wind kan Hellevoetsluis nu goede sier maken als haven, waarvandaan stadhouder Willem III zijn 'glorious revolution' heeft geëxporteerd, maar het schip, waarop Oranje destijds de overtocht maakte, heette niet 'Hellevoetsluis' maar 'Den Briel'.
Het staat vast, dat Willem III, stadhouder van die zelfde Republiek der Nederlanden die tot 1648 oorlog heeft gevoerd met het door het katholieke Huis van Habsburgse geregeerde Spanje, in 1688 met in het geniep gegeven morele steun van de Spaanse Habsburgers en financiële steun van de (eveneens katholieke) Oostenrijkse tak van de Habsburgers zijn katholieke schoonvader van de troon heeft kunnen jagen. De Habsburgers voelden zich namelijk in de nog altijd door Habsburgers geregeerde Zuidelijke Nederlanden bedreigd door de beste vriend van koning Jacobus II (James II): de altijd in geldnood verkerende, spilzieke, pronkzuchtige en katholieke Lodewijk XIV (Louis XIV) van Frankrijk, die, mede omdat bankiers hem geen rooie cent wilden lenen, graag geldverslindende oorlogen tegen rijke buurlanden begon. Buurlanden, zoals zowel de Republiek der Nederlanden als de Zuidelijke of Spaanse Nederlanden.
De Republiek en haar stadhouder beschikten daarentegen over een 'triple A'-reputatie. Daar wilden Binnenlandse bankiers (die vaak van Italiaanse afkomst waren) en hun buitenlandse collega's (vaak Italianen) graag tegen relatief lage rente grote bedragen aan uitlenen.
Het is eigenlijk vreemd, dat Willem III er altijd in is gelaagd om zichzelf tegenover de Zonnekoning als sober af te schilderen, omdat de stadhouder en koning onder meer bij het bouwen van paleizen en kastelen. Aan de Nederlandse kant was Paleis Het Loo (een jachtverblijf waarvan de bouw in 1684 is begonnen) zonder Lodewijk XIV heel wat soberder uitgevallen. Terwijl het Franse volk minder vaak hongersnoden had hoeven te beleven als bij de in 1680 begonnen verbouwing van het kasteel van Versailles niet steeds de bouwprojecten van Willem III moesten worden overtroffen.
In Versailles werd meer op de pronk dan op bruikbaarheid en gebruiksgemak gelet. Het paleis had een hoog Van-Voren-'Oei'!-Van-Binnen-'Foei!'-gehalte. Eén van de meest geliefde appartementen bestond uit 3 piepkleine kamertjes, die uitkeken op een verschrikkelijk stinkende openbare binnenplaats, die werd gebruikt als openbaar toilet.
Wellicht mede omdat Willem aan aambeien leed, werden zijn gebouwen van primitieve toiletten voorzien. In Engeland werd hij daarbij geholpen door de Nederlander Arnold Joost van Keppel, die de aan het hof het meest benijde titel 'Groom of the Stool' droeg. Die functie was eerder bekleed door een andere Nederlander Hans Willem Bentinck.
(Door Lodewijk XIV en wellicht ook door diens kostganger Jacobus II betaalde boze tongen, wezen er geregeld op, dat het huwelijk van [de voor het verwekken van gezond nageslacht veel te nauw verwante, want zowel hun ouders als grootouders waren neef en nicht] William en Mary kinderloos was gebleven en Willem III en Bentinck vaak naakt in elkaars armen sliepen. Dit gebeurde kennelijk op advies van de lijfartsen van de koning-stadhouder. De warmte van het gezonde lijf van Bentinck zou de van jongs af aan met zijn gezondheid kwakkelende vorst onder meer beschermen tegen allerhande dodelijke en kou gerelateerde aandoeningen.)
De verovering van het bij het in 1648 tussen Spanje en de Republiek gesloten vredesverdrag door de Habsburgers behouden hartland van de Nederlandse opstand, het zuidelijkste deel van de Zuidelijke Nederlander (sinds de Hollandse oorlog [1672- 1779]: Frans-Vlaanderen met belangrijke steden als Lille [oorspronkelijk: Rijssel] en Arras {eigenlijk: Atrecht]) had Lodewijk een aanzienlijk aantal voor het bouwen van pronkvolle paleizen noodzakelijke belastingbetalers èn de dodelijke vijandschap van de Oostenrijkse Habsburgers bezorgd.
Omdat Lodewijk zich graag met Spanje bemoeide, zich tevens in Italiaanse avonturen stortte en geregeld probeerde om de katholieke kerk volledig in zijn macht te krijgen, moest het toenmalige hoofd van de Katholieke Kerk niets hebben van de katholieke koning van Frankrijk. De Heilige Stoel voorzag enorme problemen als gevolg van een militaire alliantie tussen de katholieke vorsten Lodewijk XIV en Jacobus II.
Omdat Paus Innocentius XI aanvoelde, dat het hem niet zou lukken van de over een nagenoeg geheel door katholieken bewoond land regerende Lodewijk XIV af te komen, zou hij hebben ingestemd met het voorstel om de met een religieus verdeeld rijk worstelende Jacobus II te laten verjagen door de machtigste vijand van Lodewijk XIV: stadhouder Willem III.
De door chronische geldnood geplaagde Lodewijk zag zich na de geslaagde omwenteling (die in het Verenigd Koninkrijk niet als een buitenlandse invasie wordt beschouwd) om de van zijn kronen beroofde Jacobus II als zeer dure opvreter tot diens dood in 1701 in koninklijke waardigheid onder te brengen in het kasteel van Saint-Germain-en-Laye; het kasteel waar de Zonnekoning zelf is geboren.
Sommige auteurs denken, dat de aan de familie van de paus toebehorende bank daartoe geheime leningen zou hebben verstrekt aan Willem III. Het met pauselijke steun laten vervangen van een katholieke vorst door diens protestante schoonzoon lag destijds natuurlijk ontzettend moeilijk. Vandaar dat Willem III deze leningen nooit zou hebben terugbetaald, omdat het Vaticaan zich niet kon permitteren om met de ultrageheime contracten te zwaaien.
Complotdenkers kunnen zich ermee vermaken, dat de bankiersfamilie van paus Innocentius (geboren: Benedetto Odescalchi) in 1714 met steun van de Oostenrijkse Habsburgers de titel 'prins van het Heilige Roomse Rijk' verwierf en door hen met een hertogdom in Hongarije werd beloond.
Zelf leefde de later zalig verklaarde Innocentius XI, zeker voor een uit een schatrijke bankiersfamilie afkomstige paus, opvallend sober, terwijl hij enorm heeft gevochten voor de armen en tegen de corruptie, het nepotisme en de geldverspilling in en van het Vaticaan. Boze tongen zouden hem van protestantse neigingen kunnen beschuldigen.
In tegenstelling tot katholieken in Ierland en Ulster, wordt de laatste Stuart-koning, king Billy of Orange, in Engeland, Schotland en Wales als een wijs en tolerant heerser beschouwd (KLIK HIER, als u wilt lezen hoe de Republiek in de versukkeling raakte en Engeland tot bloei kwam; het Oranjehuis zelfs in Oranjestad Brielle zijn glans verloor en wat er zowal aan te merken viel op de maîtresses van koning George I).
Het egoïstische en spilzieke gedrag van ijdeltuit Lodewijk - "L'état, c'est moi" - XIV heeft er echter mede toegeleid, dat de tot het merg door de koning uitgezogen Franse bevolking, onder het bewind van de in het paleis van Versailles geboren, wereldvreemde Lodewijk XVI maar al te graag geloofde, dat Marie-Antoinette zich, in reactie op een bericht over een ernstige hongersnood, zou hebben afgevraagd, waarom het hongerende volk in plaats van brood geen cake at.
Een waarschijnlijk verzonnen verhaal, dat echter een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ter dood veroordeling van de koninklijke familie. De sinds Lodewijk XIV door de Franse koningen uitgestraalde glorie had het volk zoveel armoede en ellende gebracht, dat men het waarschijnlijk ook zou hebben geloofd, wanneer iemand had beweerd, dat Marie-Antoinette haar tuinen vol met bergen suiker had laten storten, zodat zij en haar hofdames daar in de zomer vanaf konden skiën.
Van latere Europese vorsten vond alleen de 'gekke' Beierse koning Ludwig II (1845 - 1886) het een eer om met de Zonnekoning te worden vergeleken. Deze koning werd afgezet, toen zijn hobby, het bouwen van kastelen en paleizen, zulke grote schulden had opgeleverd, dat de de koninklijke familie van Beieren nog aan het afbetalen was, nadat het koninkrijk Beieren in 1918 een republiek was geworden. In 1923 besloot men het probleem op te lossen door Ludwigs scheppingen aan de Beierse staat over te dragen.
Ludwig is overigens bij een mysterieuze moord en/of zelfmoord, samen met zijn psychiater, verdronken.
De Beierse architecten hadden ten opzichte van hun Franse collega's het voordeel, dat altijd ongetrouwd gebleven Ludwig II ronduit mensenschuw was en geen duizenden hovelingen in zijn paleizen en kastelen wilde vestigen. In feite bestaan de Beierse gebouwen uit van buiten rijk versierde lege hulzen, waarin met de modernste middelen een groot aantal bij de roep van zwanenkoning Ludwig passende decors zijn aangebracht.
De vele toeristen, die jaarlijks Ludwigs koninklijke paleizen en vooral kasteel Neuschwanstein (dat model heeft gestaan voor Disney's Cinderella's Castle) bezoeken, hebben inmiddels een veelvoud van de door de koninklijke bouwwoede verspilde sommen opgeleverd.
De Brielse theorie over de abdicatie
De Catharijnekerk is na 1572 heel vaak bezocht door stadhouders en koningen en koningen uit het Huis van Oranje. Met koningin Beatrix leek er een einde te zijn gekomen aan de speciale band tussen kerk en vorstenhuis. Op 31 maart 2012 heeft koningin Beatrix echter, vanuit de Catharijnekerk, het nu aan de 80-jarige Oorlog gewijde Historisch Museum Den Briel heropend.
In maart 2012 is 'De Steeg' door meerdere Briellenaren verzekerd, dat aftredende Oranjevorsten traditioneel binnen een jaar voordat de abdicatie plaats vindt of wordt aangekondigd nog een laatste maal een officieel bezoek aan Den Briel zouden afleggen.
Ik weet niet of met 4 vrijwillig afgetreden Oranje-vorsten het wetenschappelijke bewijs van die theorie is geleverd, maar koningin Beatrix heeft haar aftreden op 28 januari 2011 ruim binnen de termijn van een jaar na een laatste bezoek aan Den Briel bekend gemaakt. 30 april 2013 is op de kop af 13 maanden na het laatste koninklijk bezoek dat de gemeente Brielle ongeveer € 150.000 heeft gekost.
Een eventueel spontaan bij de koningin opgekomen koninklijke wandeling door Nobelstraat en/of Voorstraat, waar de gemeente in 2012 zoveel geld in had geïnvesteerd, heeft wegens tijdgebrek geen doorgang kunnen vinden, omdat de koninklijke stoet niet naar de stad, maar regelrecht naar een camping aan de andere kant van het Brielse Meer werd gedirigeerd. Alsof de koningin van plan was om een stacaravan te betrekken.
Het is te hopen dat koning Willem-Alexander zal investeren in de aankoop van goede navigatieapparatuur, zodat hij t.z.t. Den Briel probleemloos zal kunnen vinden.
Bij het bezoek van koningin Wilhelmina van 1 april 1922 is voor zover bekend niemand de weg kwijt geraakt.
In verband met het grote raam in de voorgevel van de toren zijn de door Mary Stuart beklommen trappen ondergebracht in een smalle toren, die tegen de vierkante toren is aangeplakt. De toren kan op gezette tijden tegen betaling van € 1 (volwassenen) of € 0,50 worden beklommen. De kerk heeft haar eigen website: www.catharijnekerk.nl/
Rond de kerk waaien quade odeuren toch wel weg
De door een 'president' geleide 'regeering' van Den Briel heeft zich in de 19e eeuw met hand en tand verzet tegen het in 1804 door Napoleon uitgevaardigde gebod om overledenen alleen nog buiten de stad te begraven. Dat deed men met de argumenten dat het kerkhof rond de Groote Kerk (= Catharijnekerk) in verhouding tot het aantal inwoners zeer ruim was; dat er vooral aan de westzijde werd begraven waar slechts weinig huizen en tuinen waren, waardoor een een constante vrije luchtstroom kon plaats vinden en van rottende lijken afkomstige "quade odeuren" toch wel weg waaiden. Malligheid en geldverspilling oordeelde het stadsbestuur over een nieuw aan te leggen begraafplaats.
In 1840 ontvingen B&W een 'stellige last' uit het door zoveel eigenwijsheid getergde Den Haag. Als de gemeente weigerde om gehoor te geven aan de opdracht, zou Den Haag zèlf buiten de vesting een begraafplaats aan laten leggen. En dan wel op kosten van de stad. Zo komt het dat de op het grondgebied van het afgebroken deel van de oude vesting gelegen begraafplaats in 1842 in gebruik is genomen en men nog in 1847, volstrekt illegaal, een verdienstelijke, 'rijke stinkerd' in de Catharijnekerk begroef.
In één ding had het Brielse bestuur gelijk. Zelfs op windstille dagen lijkt het rond de Sint-Catharijekerk vaak te waaien. Bij een hoek aan de torenzijde is de betreurde, eerste Spaansche Kuytenbeijter van 'De STEEG' wel eens omgeblazen.
Het befaamde carillon en het zedeloze nummer
Het befaamde (Hemony, KLIK HIER) carillon van de Catherijnekerk geeft elk kwartier de tijd aan. Aan de klokslagen gaat een melodietje vooraf; meestal een fragment van een bekend, 'werelds' lied. De klokken strooien bijvoorbeeld geregeld Milord (KLIK HIER voor de oorspronkelijke versie van Edith Piaf) over de Brielse daken. Een 'werelds lied', dat toen het kakelvers was het bloed van dominees en pastoors deed koken. En daarom in de versie van Corry Brokken niet bij de KRO gedraaid mocht worden, omdat het over een vrouw ging, die in Den Briel als 'rozemarijntje' zou worden aangeduid. KLIK HIER voor de verboden, want zedeloze Nederlandstalige versie.
Ook populair bij de mensen die het geregeld van repertoire wisselende carillon programmeren: Hey Jude (The Beatles), De Kat van Ome Willem (uit Ja Zuster Nee Zuster) en Jan Klaassen de trompetter (Rob de Nijs).
De klokken van de Catherijnetoren zijn in 1943 door de Bezetter in beslag genomen. Ze moesten per schip naar Duitsland worden vervoerd om daar tot wapentuig te worden omgesmolten. Schipper J. van Dijk heeft met een dappere sabotageactie zijn schip laten zinken en daardoor de klokken gered.
In september 2017 zit Den Briel tijdelijk zonder carillon. De heilige waar de kerk naar is vernoemd, onder meer beschermheilige tegen blikseminslag, heeft een steek laten vallen. Blikseminslag heeft de computer van het carillon vernield.
KLIK HIER voor een miniconcert van beiaardier Peter Bremer op het Hemony carillon met filmmuziek uit de jaren '40.
Een zeer goed betaalde maar dodelijke baan
Het in de driehoek Langestraat/Venkelstraat/wallen gelegen stadsdeel werd nog in het midden van de 19e eeuw aangeduid met de term 'hier ter Stede in Brigitte'. Voor notarissen en voor de post viel het stadsdeel al aan het begin van de 19e eeuw onder wijk 6.
"Hier ter Stede in Brigitte" moet, in wijk 6 en in de buurt van de Sint-Catharijnekerk, ooit een opvallend langwerpig gebouw hebben gestaan, waarvan de tuin als begraafplaats voor de bewoners van het pand fungeerde. Die bewoners waren overleden aan "de Gave Gods", zoals men de pest aanduidde die in de 17e eeuw in Brielle zijn hoogtepunt beleefde.
'Pesthuysmeester' was een baan die in de 17e eeuw zeer goed werd betaald. En wel vanwege het grote aantal 'pesthuysmeester' dat zelf kort na hun aantreden in de tuin van het Pesthuys moest worden begraven. Om mannen zo gek te krijgen dat ze de baan wilden bekleden, werd het jaarlijks-traktement geregeld fors verhoogd. Zo ontving een nieuwe pesthuysmeester die krap 9 maanden na zijn voorganger aantrad, jaarlijks 100 gulden meer dan de voor die tijd al zeer goed betaalde voorganger.
Eén van de voormalige pestmeesters, chirurgijn Mr. Damianus (of Damiaen) van Cruijskercken, leek immuun voor de ziekte. Toch werd hij in 1627 ziek en stierf. De vrouw met wie hij sinds 1622 was getrouwd en een huis (met winkel) in het Zuideinde (Nobelstraat) bewoonde, bleef verpletterd achter na de dood van haar zoveelste, beminde echtgenoot. Haar volgende echtgenoot hield het in 1628 maar twee maanden uit. (Voor hedendaagse begrippen was de Weduwe Cruijskercken een 'Lustige Witwe' die onfatsoenlijk snel was hertrouwd. In de 17e eeuw werd het echter heel praktisch gevonden om snel na de dood van een echtgenoot/echtgenote te hertrouwen. Vrouwen overleefden immers vaak het kraambed niet, waarbij de weduwnaar met een grote kinderschare bleef zitten. En als ze niet zelf dood gingen maar hun echtgenoot het vaantje streek was ze om economische redenen genoodzaakt om een man te vinden die bereid was geld te verdienen voor deze 'afgelickte boterham' en de kinderen van zijn voorganger. Trouwen met een kersverse weduwe werd door velen als een christelijke daad gezien. De weduwe van de fameuze Brielse pestmeester had als bijkomend voordeel, dat ze )
In 1629 werd de onfortuinlijke echtgenote dus dankzij roddelende ontmaskerd als de al eerder aangestipte, met rattengif werkende serieweduwe en kindermoordenares, die in Delft, Rotterdam, Vierpolders en Den Briel slachtoffers heeft gemaakt. De echtelijke woning van zowel Damiaan en zijn Marijtgen (Maertje[n]) Willemsdochter als van de weduwe en wijlen haar allerlaatste echtgenoot werd in maart 1629 'te bode gesteld'.
Het is zeer betreurenswaardig, dat mevrouw van Cruijskercken née Willemsdochter haar kennelijk tegen pest bestand zijnde man tijdens een vreselijke rattenplaag om het leven bracht. De pestbacillen worden namelijk verspreid door rattenvlooien. Veel ratten betekende destijds dus automatisch veel vlooien die geregeld ook mensen bijten en daarbij de pestbacil in de bloedbaan van hun slachtoffer brengen.
De eerste Brielse 'pesthuysmeester' moest het in 1602 met een jaarlijks-traktement van 200 gulden doen. Daarnaast ontving de 'pesthuysmeester' voor elke pestlijder een toelage van 2.50 euro. Daarvoor moest hij wel uit eigen zak een vrouw betalen die zowel voor de pestlijders zorgde als voor de krankzinnigen die in 2 kleine vertrekken naast de ingang werden opgesloten. Vandaar dat die rol meestal werd gespeeld door de vrouw van de pesthuysmeester.
In tijden dat het "God de Heere beliefde om de Stad te ontlasten van de Jnfectiunse ziekte", werden in de Brielse kerken dankdiensten gehouden en het jaarlijks-traktement van de 'pesthuysmeester' met 100 gulden verlaagd.
In 1652 werd overigens besloten om iedereen die aan een besmettelijke ziekte leed in het Pesthuys op te nemen en mensen die leden aan "pepercoorn en roode loop" (vlektyfus en dysenterie), vanuit het Gasthuys naar het Pesthuys over te brengen. Op het laatst diende het Pesthuys vooral als ziekenhuis voor mensen die aan besmettelijke aandoeningen als cholera en pokken leden. Ook mocht af en toe een weduwe een van de vertrekken bewonen. In de 18e eeuw werd een deel van het Pesthuys als schermschool benut.
Tot voor kort werd er (ten onrechte) vanuit gegaan dat je de graven van slachtoffers beter maar met rust kon laten als je eeuwen later niet alsnog wilde worden besmet. Vandaar dat begraafplaatsen met 'pestlijken' vaak niet werden geruimd.
In oude documenten wordt het adres van het Pesthuys aangeduid als "het Prinsenkwartier aan de Brigittenweg", "achter het kerkhof" en "gelegen voor het perceel wijk 6, nummer 95".Volgens een 'Deep Throat' (een plaatselijke aannemer) heeft het in 1975 afgebroken voormalige Prinsenkwartier en Pesthuys inderdaad aan het einde van de Brigittenweg gestaan; ter hoogte van de op onderstaande kaart rood aangegeven locatie, waar (rechtsonder op het aangegeven terrein) jarenlang een school heeft gestaan. Nadat de school is afgebroken, werd onder het voormalige schoolplein een aantal middeleeuwse skeletten opgegraven.
U kunt bovenstaande afbeelding vergroten door erop te klikken.
Relatieve armoede kan monumenten beschermen
In de 14e eeuw moet 'boomtown' Den Briel schathemelrijk zijn geweest. Maar in onder het bewind van (keizer) Karel V (de vader van 'geldwolf' Filips II) zag deze zich genoodzaakt, om toe te laten, dat de stad vrijwel constant in surseance van betaling verkeerde; d.w.z. zijn schulden niet hoefde te voldoen.
Tijden van economische achteruitgang kunnen ervoor zorgen, dat nog goed functionerende oude gebouwen niet door nieuwbouw worden vervangen, waarmee bestuurders en bewoners van een stad willen benadrukken hoe (belang)rijk ze wel niet zijn. Denk maar eens aan de megalomane kerk, die vooral ten doel had om die lui in Den Bosch een lesje te leren, waaraan werd begonnen toen het geld in Den Briel tegen de plinten klotste.
In de wederopbouw jaren '50 van de vorige eeuw kwam er vanuit Botlek en Europoort meer geld in Brielle ter beschikking. Prompt besloot het gemeentebestuur om het interieur van het van ongeveer 1400 daterende en (op de in de 18e eeuw veranderde gevel na) grotendeels middeleeuwse stadhuis door de gerenommeerde Rotterdamse wederopbouwarchitecten Van den Broek en Bakema te laten restaureren en bovenal moderniseren.
Niet tevreden met de door Van den Broek en Bakema aan het stadhuis aangerichte schade, liet het gemeentebestuur zich door de slooplustige wederopbouwarchitecten overtuigen, dat het hoog tijd was om, op het door hen zo fraai gerestaureerde stadhuis en de Sint Catharijnekerk na, de binnenstad te slopen en al die oude troep te vervangen vervangen door grasplantsoenen met daartussen flatjes voor de werknemers uit de chemische industrie.
Schuin achter 'De STEEG', aan het Dr. de Snooplein, kunt u het enige, relatief kleine flatgebouw bewonderen van de serie, waarmee de heren Van den Broek en Bakema de stad vol hadden willen bouwen. U mag zelf uitmaken of u Brielle de moeite van een bezoekje waard had gevonden, indien de beroemde wederopbouwarchitecten en het door bewondering verblinde gemeentebestuur hun zin hadden gekregen. De snode plannen om de historische binnenstad af te breken zijn verhinderd door de plaatselijke monumentencommissie en 'Den Haag' dat - als er maar enig excuus voor te vinden was - de door Van den Broek en Bakema te slopen gebouwen tot rijksmonument uitriep. (KLIK HIER voor een overzicht met de 364 rijksmonumenten die de gemeente Brielle telt.)
Het oude stadhuis wordt tegenwoordig vooral door het Historisch Museum Den Briel gebruikt. Bij een nieuwe, in 2012 beëindigde restauratie heeft men veel geld en moeite besteed aan het ongedaan maken van de door de wederopbouwarchitecten aangerichte schade.
In Rotterdam lijkt het werk van wederopbouwarchitecten (die maar over het algemeen liever de ruïne van de Laurenskerk hadden afgebroken dan hersteld) inmiddels zelf ook min of meer vogelvrij, wanneer een projectontwikkelaar met z'n geldbuidel zwaait.
Diep in de nacht patat bakken maakt meer kapot dan je lief is
Eeuwenlang was het in Den Briel de gewoonte om gebouwen te recyclen door - net als bij het stadhuis - de oude structuur van een pand in tact te houden en er een 'moderne' voorgevel voor te zetten. De destijds moderne gevels zijn inmiddels ook historisch geworden.
Op de hoek Nobelstraat/Markt staat een mogelijk 18e eeuws pand met een makelaarskantoor in een vooroorlogse De Gruyter supermarkt. De Art Deco-achtige gevel van de winkel is door T. P. Wilschut, vanaf 1928 33 jaar lang hoofd van de Afdeling Bouwwerken van De Gruyter, aan de toenmalige functie van het pand aangepast. Op de ansichtkaart kunt u zien hoe het pand er oorspronkelijk uitzag. (Het gaat om het meest linkse pand.)
n april 2005 besloot de toenmalige Schotse huurder van de boven de voormalige De Gruyter gelegen woning om midden in de nacht patat te gaan bakken; in een pannetje op het gas. De frituurolie was nog niet op temperatuur, toen de hongerige bewoner op de bank in slaap sukkelde. Het gevolg was een zeer grote brand, waarbij de aan De Gruyter herinnerende tegeltableaus gelukkig niet of nauwelijks schade hebben opgelopen; zoals u van de openbare weg af kunt zien, omdat ze (al is dat op de foto niet goed te zien) mooi worden uitgelicht door de huidige gebruiker, een gallerie.
Niet te redden waren de balken op de zolder van het monumentale hoekpand. Die balken hadden op zich al een monumentale status, omdat ze afkomstig zouden zijn geweest van Middeleeuwse schepen. Drie omliggende panden liepen brand- en waterschade op. Gelukkig is de schade respectvol hersteld.
Logement voor Hooghe Heeren
De geschiedenis van een even verderop in de Nobelstraat op nummer 17 gelegen monumentaal pand is voor Orangisten niet oninteressant. Nu is het een erg groot woonhuis met 6 kamers en circa 1100 kubieke meter inhoud. Maar in de grote tuin aangetroffen fundamenten bewijzen dat het pand in het verleden nog veel groter is geweest. Het niet toevallig dicht bij het oude stadhuis gelegen pand heeft onder meer gediend als kroeg, herberg en logement voor 'Hooghe Heeren'. Naar verluidt moet de hoogste heer die er ooit heeft gelogeerd stadhouder Willem van Oranje zijn geweest, die op 12 juni 1575 vanuit het 'heerenlogement' zou zijn getrouwd met de al eerder genoemde Charlotte de Bourbon. Ter herinnering aan deze gebeurtenis kreeg het de naam 'Herberg De Prins van Oranje' a.k.a. 'Herberg De 'Prins'.
Vanwege de goede zeden logeerde de bruid voor haar huwelijk in een groot landgoed dat aan de huidige Sint-Catharijnehof rond de gelijknamige kerk was gelegen. De achter de bebouwing van de Wellerondom gelegen Sint-Catharijnehof heette vanwege z'n toenmalige functie als begraafplaats destijds het 'Kerkhof Rondom'.
Herberg De Prins moest ook wel eens minder deftige gasten huisvesten. Zo hebben de bestuurders van Spijkenisse, die de door de bewoners van die plaats verschuldigde belastingen niet konden of wensten ophoesten, wel eens opdracht gekregen om zich bij Herberg de Prins te melden om zich daar te laten gijzelen tot de belastingaanslag van het 'armsalighe gat Spikkenis' (dat nu deel uitmaakt van de fusiegemeente Nissewaard) zou worden voldaan.
Het van 1751 tot 1795 voortslepende bewind van de laatste erfstadhouder, Willem V van Oranje Nassau, kan met de woorden slampamperig, incompetent en corrupt worden gekenschetst. Aan het eind van zijn bewind leek zelfs Oranjestad Den Briel in 2 kampen uiteengevallen: de (veelal uit de lagere klasse stammende Orangisten en de Patriotten (Frans georiënteerde revolutionairen die vaak afkomstig waren uit de gegoede burgerij).
In Den Briel mochten de aanhangers van deze groeperingen graag met elkaar op de vuist gaan. Om na afloop van de vechtpartijen in de gelagkamer van Herberg De Prins gezamenlijk menig biertje of borreltje te drinken.
Wonderlijk genoeg werd diezelfde gelagkamer zowel door de Orangisten als door de Patriotten als vergaderruimte gebruikt.
Het Zuyteyntsche Gasthuys
Het door de slaperige patatliefhebber haast platgefrituurde monument ligt aan het begin van de Nobelstraat. Aan het andere einde van deze straat vindt u het voormalige Zuyteyntsche Gasthuys (in 1293 gesticht onder de naam Sint Catharina Gasthuys), dat enkele jaren geleden is gerestaureerd en tot woningen omgebouwd.
I'm a paragraph. Click once to begin entering your own content. You caAan de Nobelstraatzijde is sprake van een zeer geslaagd project. Boze tongen beweren, dat, als gevolg van door voor Disneyficatie en 'historiserend bouwen' allergische autoriteiten gestelde eisen, de historische omgeving achter het Zuydeyntsche Gasthuys een niet door iedereen evenzeer gewaardeerde, maar van hogerhand opgedragen 'dialoog' moest aangaan met de qua stijl van zeer eigentijds tot futuristische variërende bebouwing in de Proveniershof (zoals de voormalige achtertuin van het eveneens voormalige Gasthuis nu officieel heet). n change my font, size, line height, color and more by highlighting part of me and selecting the options from the toolbar.
Het Zuyteyntsche Gasthuys fungeerde niet alleen als ziekenhuis en 'dolhuys' (in minder verlichte tijden waren mensen met een psychiatrische aandoening dol), maar ook als een soort hypotheekbank (tussen 1526 en 1531 brandden bij één grote brand 8 panden af die bij het Zuydeyntsche Gasthuys waren beleend), passantenverblijf (voor reizigers die hooguit twee dagen onderdak nodig hadden), proveniershuis (een bejaardenhuis) en badhuis. Bij betaling van een toeslag hoefde men niet te baden in niet bepaald schoon Zuidspuiwater, maar in water, dat werd geput uit een ook al door de nieuwbouw in de achtertuin gesneuvelde Middeleeuwse waterput.
Deels aan de Brielse monumentencommissie toegeschreven eisen hebben ertoe geleid, dat uitgerekend het enige vanaf de openbare weg zichtbare deel van de restanten van de monumentale muren van de in 1861 gesloopte kapel van het Zuyteyntsche Gasthuys achter de betonnen muur van de carports onder het houten bouwsel is verdwenen. KLIK HIER voor enkele foto's van de zijde van het gemeentelijke monument die niet achter het beton is verdwenen.
De volledig uit het beschermde stadsgezicht verdwenen muur is officieel nog altijd een gemeentelijk monument, omdat: "De restanten van de KAPEL (...) van monumentale waarde (zijn) vanwege de hoge ouderdom en de archeologische- en bouwhistorische waarde. Mede van belang in relatie tot de ontwikkeling van Brielle."
Op onderstaande ongedateerde (maar stokoude) foto kunt u zien hoe de restanten van de kapel er in de Nobelstraat uit zagen voordat ter plekke een woonhuis werd gebouwd. De nissen tegen de zijmuur van het Gasthuys zitten nu in de woonkamer van het op de lege plek gebouwde huis.
Met dank aan haringen en Scandinavische koningen
Gedurende een groot deel van haar glorietijd was Den Briel de haringhoofdstad van Holland. De gevangen vis werd in Brielle afgeslagen, gesorteerd, geconserveerd (gekaakt), verpakt en verkocht. In de 15e eeuw bezat de stad de grootste vloot haringbuizen van Holland. (In het stuk over de Sint-Catharijnekerk is reeds aangestipt, dat de haringen niet altijd niet meewerkten.)
Vishandel Schot-Bout (bij de brug bij Albert Heijn) pleegt overigens bijzonder goed te scoren bij de jaarlijkse haringtest van het Algemeen Dagblad. (De kraam scoort zo goed, dat de krant soms meldt Schot-Bout dit jaar maar niet te hebben getest, omdat het resultaat toch altijd uitmuntend is.)
De toenmalige rijkdom van Den Briel is verder voor een groot deel terug te voeren op de bijzondere relaties, die de stad koesterde met de koningen van Engeland en zijn collega's van Denemarken en gelijktijdig ook met die van Zweden. Een waar meesterstukje, omdat landen en steden die bevriend waren met de koning van Zweden automatisch ruzie hadden met de koning van Denemarken. De koning van Denemarken (en Noorwegen) beschouwde zichzelf namelijk ook als de koning van Zweden, terwijl zijn Zweedse collega zichzelf als de ware koning van Denemarken zag. Dat de regerende vorsten zichzelf als de enige echte opvolger pleegden te zien van koningin Margrete I Valdemarsdatter van Denemarken, Zweden, Noorwegen en IJsland heeft vele eeuwen lang de verhoudingen tussen Denemarken en Zweden verziekt.
Schepen, die via de Store Belt (Grote Belt) de Oostzee wilden bereiken, liepen grote kans, om als ze uit een Zweeds georiënteerde haven kwamen, te worden beschoten met de kanonnen van de in Helsingør (Elseneur) gelegen Kronborg (zie bovenstaande foto). Schepen, waarvan de thuishaven een goede relatie met Denemarken onderhield, werden vanuit het Zweedse Helsingborg (zie onderstaande foto) te grazen genomen. Mede vanwege de problemen met Zweden en Denemarken heeft de Hanze destijds een machtige marine opgebouwd, die de handelsschepen naar de Oostzee begeleidde.
Den Briel is zo slim geweest zich wel aan de economische tak van de federatie van Hanzesteden te liëren, maar, als Hamburg bijvoorbeeld ruzie maakte met een koning, geen oorlogsschepen op de Zweedse of Deense vloot af te zenden. Hoewel Den Briel in 1443 duidelijk aan belang had verloren, werd de stad door de Deens/Noorse Christoffel (zich noemende: koning van Denemarken, Zweden en Noorwegen) begunstigd met de vrije koophandel in Bergen (NO) en Koppenhagen (Kopenhagen, DK).
Den Briel wist de rivaliserende koningen zo goed te bespelen, dat de Denen er geen aanstoot aannamen, toen Den Briel (samen met Amsterdam en Enkhuizen) tijdens een conflict tussen de afgezette Zweedse koning Magnus II en zijn nieuw verkozen opvolger Albrecht I (von Mecklenburg), de kant koos van de laatste en de nieuweling 'onderstand' zond. Den Briel heeft aan de interventie ten gunste van de nieuwe vorst onder meer het recht om in Denemarken en Schoonen (in het Zweeds: Skåne) op het water en op het land handel te drijven, visserijrechten, allerhande belastingvoordeeltjes en een 'volksplanting' (ook wel: factorij) te Valsterbode (in modern Zweeds: Falsterbo) in Schoonen aan over gehouden.
De Deense koning Christoffel III heeft de bevolking van Den Briel en Schiedam overigens verlof gegeven om vrij te handelen in Noorwegen en Kopenhagen (maar niet in IJsland en "de andere Schotlanden" waarmee waarschijnlijk de Faeröer[schapeneilanden] en de later die eeuw aan Schotland toevallende Shetlandeilanden werden bedoeld.)
In het stadhuis hield Den Briel er een speciaal archief op na voor de vele verdragen, die de stad met allerlei Buitenlandse mogendheden had gesloten. Het dossier heette "handelsbetrekkingen met vreemde mogendheden". Op papier had Den Briel het helemaal voor elkaar met de neutraliteitspolitiek. KLIK HIER om in een blog te lezen, dat de praktijk geregeld hardnekkiger was dan de door diplomaten verzonnen theorie. En dat de aanval soms vanuit Rotterdam en Dordrecht kwam.
'Brielse' Noormannen
De bijzondere relatie tussen Den Briel en Scandinavië is wellicht een gevolg van het feit, dat even buiten de muren van de stad een Deens/Noorse nederzetting heeft gelegen. Die nederzetting heette in de Scandinavische talen waarschijnlijk Nyland (Nieuwland). De oorspronkelijke naam is nog terug te vinden in die van de voormalige gemeente Brielsch Nieuwland (die overigens officieel gemeente Vierpolders heette) en van de ten Zuid-Oosten van de vesting gelegen, Brielse nieuwbouwwijk Nieuwland.
In de Deens/Noorse nederzetting lag een kerkje, dat was gewijd aan de tussen 1019 en 1030 als eerste christelijke koning over Noorwegen regerende en daarom heilig verklaarde Olaf. In de Sint Catherijnekerk bevond zich een aan Sint Olaf gewijde kapel. De route van het Noors/Deense kerkje naar de Catherijnekerk werd door de Noren en Denen de Sankt Olavervej genoemd.
Het op de kaart zwart omcirkelde kerkje van 'Nieulant' en de Olafskapel in de Sint-Catharijnekerk zijn reeds lang vergeten. Met het oog op een vrij schootsveld en uitzicht is Nyland in 1572 door de watergeuzen verwoest. Het houten kerkje is afgefakkeld en nooit herbouwd.
Wat er verder nog aan Nyland en de kerk van de schutspatroon van de zeevarende kooplieden herinnerde, is in de 18e eeuw onder de vestingwerken en de veste terechtgekomen, toen de stenen stadsmuren werden vervangen door beter tegen kanonskogels bestande aarden wallen. Omdat de O in de naam Sankt Olavervej door de Scandinaviërs als een OE werd uitgesproken, liggen de Brielse Jumbo en Albert Heijn niet aan de Sint Olafsweg, maar aan de Thoelaverweg.
De van hun kerk en woning beroofde gemeenschap bouwde in Vierpolders op de hoek van de Rattendijk (een naam die inmiddels discreet is omgedoopt tot Veckdijk) en Den Veck Hoeksen Kerck wegh (nu Kerkweg geheten) van hout de Nieuwe Landse Kerk. Vanaf 1721 ging men op de Nieuwelandsen Achterdyck (nu: Dijckpotingen) ter kerke in een stenen godshuis. Dit Witte Kerkje heeft bij gebrek aan lidmaten enkele jaren geleden zijn functie verloren en is nu in gebruik bij een rouwondernemer.
In het bevrijdingsjaar 1572 hebben de watergeuzen op Voorne-Putten meer kapot gemaakt dan ons lief is. Zo hebben ze in het kleine stadje Heenvliet kasteel Ravesteyn (waar de in Den Briel geboren en in Bergen [Henegouwen, BE] als ketter verbrande pastoor Angelus Merula vermoedelijk enige tijd gevangen heeft gezeten) in brand gestoken. Tot 10 jaar geleden behoorde de op het landgoed Heerlijkheid Heenvliet gelegen pittoreske ruïne toe aan de familie Lamaison van den Berg; nazaten van het geslacht Lamaison van Heenvliet. Nu wordt de ruine beheerd door de stichting Stede en Vrije Heerlijkheid Heenvliet, waar de voormalige eigenaar elke zaterdag als vrijwilliger voor werkt. KLIK HIER, wanneer u wilt weten wat een uitstapje naar het op ongeveer 8 kilometer van Den Briel gelegen Heenvliet u te bieden heeft.
Een Engels privilege voor 'de stad' Den Briel
De relatie met de koning van Engeland is wel eens zo goed geweest, dat graaf Floris V van Holland en de heer van Voorne (die zich als suzerein heerser over een groot deel van de Zuid-Hollandse Eilanden en Burggraaf van Zeeland opmerkelijk weinig gelegen hoefde te laten liggen aan zijn leenheer in Den Haag) er aanstoot aan namen.
Zo verstrekte koning Edward I in 1285 een opmerkelijk privilege aan de inwoners van den Briel, dat behelsde, dat ze een volslagen vrijdom verkregen. En niet gearresteerd mochten worden, "niet in hunne personen, goederen of koopmanschappen".
Aan de 'vrijdom van arrest' voor lijf en goederen van Briellenaren stelde Edward op 6 juli 1285 één voorwaarde. De burgers van Den Briel mochten geen oorlog hebben gevoerd tegen de koning of tegen zijn bondgenoten. (KLIK HIER voor een voorlopig antwoord op de vraag waar de de burgers van het Voornse Den Briel dit wel heel ruimhartige Engelse privilege aan hadden te danken.)
Helaas duidde Zijne Majesteit Den Briel in het privilege met de term city (stad) aan. En het was niet aan de koning van Engeland om stadsrechten te verlenen op Hollands en/of Voorns grondgebied. Uiteindelijk heeft Den Briel, dat al lang op alle terreinen recht kon doen gelden op de benaming stad, pas in 1330 officieel stadsrechten verkregen van Gerard van Voorne. Dezelfde Gerard van Voorne, die al in 1306 de hartelijke groeten deed aan "onser stede ende onser goeder liede van Den Briele".
De aversie van graaf Floris V, die regeerde van 1266 tot 1296 (toen hij - wellicht niet toevallig in het jaar, waarin hij in een conflict tussen de koningen van Engeland en Frankrijk de Franse zijde koos - bij Muiderberg door de Edelen werd vermoord) voor de bewoordingen van het door de Koning van Engeland opgestelde privilege, is deels terug te voeren tot het feit, dat graaf Floris zichzelf - als kleinzoon van een koning van Schotland - als 'Floris, King of Scots' beschouwde. En de koning van Engeland er alles aan deed om te voorkomen, dat de in zijn ogen al te machtige en als het op bondgenootschappen aankwam erg wispelturige graaf van Holland 'zijn' Schotse troon zou bestijgen.
De voor Den Briel zo welgezinde Eduard I was helemaal niet Schotsgezind. Hij droeg de bijnaam 'Malleus Scotorum' ('hamer der Schotten'). Ook die reputatie zal de Schose 'koning' Floris niet lekker hebben gezeten.
Het is wellicht geen toeval dat de 'klimmende' leeuwen in de 11e eeuwse vlag van het koninkrijk Schotland en het 12e eeuwse wapen van het graafschap Holland grote gelijkenis vertonen.
I'm a paragraph. Click once to begin entering your own content. Yo(Hoewel Floris zijn claim op de Schotse troon voor veel geld heeft laten afkopen door koning Edward I [die liever een zwakkere en meer betrouwbare collega op de Schotse troon zag zitten in de vorm van een 3-jarige Noorse prinses die tijdens de reis naar haar nieuwe rijk op 6-jarige leeftijd overleed], bleef de verhouding tussen koning en graaf altijd heel erg gespannen. Volgens veel historici zou Edward I een belangrijke rol hebben gespeeld bij de als ontvoering geplande moord op graaf Floris, die, als er maar genoeg geld op tafel kwam, net zo makkelijk bondgenootschappen aanging als opzegde. Van de rol, die de konkelende graaf van Holland, in de Schotse crisis heeft gespeeld, is in de film 'Braveheart' niets te merken.)
Vooral mensen uit veel grotere plaatsen is het niet altijd even duidelijk, dat Den Briel vaak al een belangrijke stad was, toen de bewoners van hun eigen gemeente nog in berenvellen rondliepen. In Den Briel zeggen sommigen het volgende rijmpje op als de stad weer eens ten onrechte voor dorp wordt uitgemaakt:
Ik ben geen dorp, ik ben geen gat.
Ik ben Den Briel, ik ben een stad.
De oudste Brielse keuren (een Middeleeuws ÁPV)
Twaalf jaar nadat de stadsrechten waren verkregen, stelde het stadsbestuur de 'Handvesten van Den Briel' op. Die handvesten bevatten 76 verordeningen, waaraan onder meer vleesverkopers, 'wereldwiven' (wier beroep in later eeuwen alleen in Den Briel de naam 'rozemarijntje' zou krijgen), bruiden, mensen die messen dragen, dobbelaars, verkopers van wijn, bier of andere dranken, marktkooplui zich op de maandagse marktdagen* aan dienden te houden. Er waren ook verordeningen over het schoonhouden van de straat, over de bestrijding van branden, de doop van kinderen en begrafenissen.
Het oude stadhuis van Den Briel is momenteel zeer populair bij mensen, die op grootse wijze met een 'droombruiloft' in het huwelijk willen treden. Als hun laatste rustplaats nog niet is geruimd, liggen de vroede vaderen van 1342 liggen te tollen in hun graf. Zij hebben destijds namelijk verordonneerd, dat er hooguit 10 man aan een bruiloft mogen deelnemen; om het bruidspaar voor buitensporige uitgaven te behoeden. Dat 'zondegeld' kon namelijk beter worden besteed aan huis en kinderen.
* De weekmarkt wordt nog altijd op maandag gehouden. Niet langer op de Markt, maar op de Turfkade.
Den Briel en de gunstig gezinde keizer van het Heilige Roomse Rijk
Nog in 1489, toen het geld voor de bouw van de Sint Catharijnekerk al 7 jaar officieel op was, decreteerde keizer Maximiliaan I, dat Den Briel tot de zes belangrijkste steden van Holland behoorde. Maar dat de stad als hoofdstad van Voorne een 'Vrije Heerlijkheid' was, die door haar eigen heersers en wetten werd bestuurd, waardoor het centrale gezag in Den Haag (lees: de graaf van Holland) geen enkele zeggenschap had over Den Briel. Voorne was een suzereine heerlijkheid.
Die Den Briel zo gunstig gezinde keizer was overigens de grootvader van Filips II, die als graaf van Holland, heer van Voorne en koning van Spanje Den Briel aan de watergeuzen zou verliezen. 'De STEEG' is er niet in geslaagd om te ontdekken, waarom een in Oostenrijk geboren keizer het logisch vond om de bijzondere suzereine rechten, waardoor de heren van Voorne in principe niet aan de graaf van Holland onderworpen waren, meer dan een eeuw na het overlijden van de laatste heerser uit het Huis van Voorne, overerfd te laten zijn door het bestuur van de oude hoofdstad van de heren van Voorne. Zou de keizer, die overigens getrouwd was met de stiefdochter van de laatste echte vrouwe van Voorne, wellicht in geldnood hebben gezeten?
In 1503 zou de heerlijkheid Voorne na het overlijden van 'Heer' Margaretha van York opnieuw aan de graaf van Holland vervallen en worden opgedeeld in allerlei door dorpen, gehuchten, polders e.d., die als heerlijkheid aan de meestbiedende werden verkocht. De titel Heer van Voorne bleef echter wel bestaan. In 1372 was het voorheen suzereine Voorne na de dood van Magtilede van Voorne ook al eens aan de graaflijke domeinen toegevoegd. Maar volgens keizer Maximiliaan I viel het gezag over de Voornse hoofdstad Den Briel daar dus niet onder.
Na de dood van Magtilde van Voorne werd Voorne door het (Hollandse gravenhuis) van Beieren bestuurd. Eerst door de geldwolf (hertog) Aelbrecht, die in 1404 werd opgevolgd door zijn in Den Briel niet minder gehate zoon Jan. Deze Jan (met de veelzeggende bijnaam: 'Jan zonder genade'), zou er alles aandoen om zijn nicht Jacoba van Beieren het leven zuur te maken. De niet gewijde bisschop van Luik had namelijk een oogje op haar erfenis. De strijd tussen Jan en zijn tragische nicht vormt een onsmakelijk dieptepunt van de Hoekse en Kabeljauwse twisten (1350 - 1490). Jan was een kabeljauw en Jacoba een hoek.
Na de (waarschijnlijk zeer verdiende) vergiftigingsdood van haar wrede oom Jan van Beieren (1425), zou Jacoba in 1434 door een andere tegenstander, Philips van Bourgondië, gedwongen worden om af te treden.
Als troost werd ze, na een gedwongen huwelijk met de door Philips de Goede in Holland en Zeeland aangestelde stadhouder (Jacoba was dus een tot aftreden gedwongen gravin, wier man haar oude gebieden regeerde namens de man die haar tot aftreden had gedwongen), onder meer afgescheept met de titel Vrouwe van Voorne. Die titel had veel van haar vroegere macht ingeboet; mede omdat de weduwe van de door het stadsbestuur van Brielle gehate Jan van Beieren, Elizabeth van Goirlitz, in 1424 heel veel voorrechten had overgedragen aan datzelfde stadsbestuur.
(Voormalig gravin) Vrouwe Jacoba van Beieren heeft niet lang plezier van haar titel gehad. Ze stierf in 1436 op 35-jarige leeftijd op het slot Teijlingen (dat eerder heeft toebehoord aan de machtige Vrouwe van Voorne, Catherina van Durbuy). Na haar dood werd stadhouder Frank van Borselen (familie van Wolfert, kortstondig echtgenoot van Vrouwe Catherina van Durbuy), haar 4e echtgenoot, als 15e heer van Voorne ingehuldigd. Op de Heerenhof aan het huidige Asylplein hield hij er een uitgebreide hofhouding op na met wel 200 personeelsleden. Hij bestuurde de graafschappen Holland en Zeeland vanuit Brielle.
De Heeren en Vrouwen, die niet uit het Huis van Voorne afkomstig waren, werden overigens niet ingehuldigd in hun zomerresidentie in Oostvoorne, maar in hun hoofdstad Brielle.
In 1351 zou er tussen Den Briel en Zwartewaal een zeeslag hebben plaatsgevonden tussen vloten van de toenmalige vrouwe van Voorne (logischerwijs moet dit de van 1337 tot 1372 regerende Machteld zijn geweest en niet Magdalena, zoals mijn bronnen beweren) en graaf Willem V van Holland (die in 1349 zijn titel had ontvangen), die knabbelde aan de onafhankelijkheid van een vrouwe Voorne, die als dochter van de laatste heer van Voorne uit het Huis van Voorne, die titel niet mocht erven*, maar er door graaf Willem IV, uit dankbaarheid jegens haar vader Gerard van Voorne, mee was begunstigd.
Volgens overlevering zou de Maas bij den Briel 3 etmalen lang rood zijn geweest van het bloed, dat bij die slag heeft gevloeid. Een andere bron beweerd dat de slag heeft plaatsgevonden bij 's-Gravenzande, dat destijds aan de overkant van de Brielse Maas lag. Ondanks de andere locatie, laat ook deze bron de Maas rood van het bloed kleuren.
* Eerdere vrouwen van Voorne uit het huis van Voorne waren weduwe van een heer van Voorne en regeerden namens hun zoon.
Vrijdompalen
Op een aantal plaatsen staan langs toegangswegen tot de vesting witte palen van bijna 2 meter hoog. Op de palen staat een eenvoudige afbeelding van het Brielse wapen.
Dit zijn grenspalen, de zogeheten vrijpalen of vrijdompalen. De niet echt spectaculaire grenspalen (waarvan een deel enkele jaren geleden weer terug is geplaatst) markeren in ieder geval sinds 1590 het gebied, waarin de Brielse vrijdom gold. Met andere woorden: binnen de palen had de stad het te zeggen over rechterlijke, wetgevende, fiscale en militaire zaken; zolang men maar rekening hield met de belangen van de vorst aan wie de stad onderworpen was. Na 1572 kon Den Briel natuurlijk fluiten naar het recht op militaire autonomie. Maar dankzij de toegeeflijkheid van keizer Maximiliaan kon het Brielse stadsbestuur zich op andere terreinen vaak weer meer autonomie permitteren dan andere steden.
Het is heel goed mogelijk, dat men in 1590 alleen maar oude palen door nieuwe heeft vervangen, omdat de Buitenlandse vorstin die enkele jaren daarvoor Den Briel van de Republiek had gehuurd, de grens van Haar nieuwe stad wat beter gemarkeerd wilde zien. Want in 1342 heeft de stad van de heere en vrouwe van Voorne het recht gekregen om "die palen van der vryheid van onser stede van Den Briele" op circa 200 meter van de veste te plaatsen. De vrijdompaal op de waterweg ligt waarschijnlijk wel op die afstand. Maar de afgelegen vrijdompaal aan de van den Boogerdweg herinnert eraan dat de huidige, compactere veste pas uit 1713 dateert.
Koningin Elizabeth I en haar 'beloved Brill'
Wat de eerst zo verstoorde verhouding tussen Elizabeth I en die dekselse watergeuzen betreft - als protestante schoonzuster van Filips II, die het bewind van diens katholieke echtgenote, haar bloeddorstige halfzuster Mary Tudor ('Bloody Mary'), had overleefd, heeft de koningin de hogeschool van het opportunisme moeten doorlopen.
Toen de watergeuzen vaste voet kregen op Nederlandse bodem, begon ze hen als nuttige bondgenoten te zien. Ook was ze bereid om de Nederlanders openlijk financieel te steunen in hun strijd tegen de Spaanse overheerser (die na de dood van koningin Mary meermaals heeft geprobeerd met zijn 'ketterse' schoonzuster te trouwen), hing er een prijskaartje aan de steun. De door de watergeuzen bevrijde plaatsen Den Briel en Vlissingen, alsook het zeefort Rammekens op Walcheren moesten in 1585 door de republiek aan de Engelse kroon worden verpand en werden, in overeenstemming met het Verdrag van Nonsuch, door Engels krijgsvolk bezet.
In 1616 trokken de 365 man tellende Engelse troepen zich terug. In ruil voor voor het verpanden van Den Briel en Vlissingen had de republiek 9.820.896 gulden van koningin Elizabeth I ontvangen. Na betaling van de som van 2.728.000 gulden aan koning James I waren de steden weer Nederlands geworden. Die gulden was kennelijk heel wat meer waard geworden tijdens 31 jaar Engelse bezetting van de 'Eersteling der Vrijheid'.
Monumentale plafonds herinneren aan de Engelse bezetting
Aan de Engelse bezetting herinneren onder meer de naam Queenboroughstraat en het voor Nederland unieke (want uit ongeveer 1600 daterende en door Engelsen gemaakte) stucplafonds van het onlangs gerestaureerde en tot huurappartementen omgebouwde pand op de hoek Nobelstraat/Queenboroughstraat. Het eveneens Engelse plafond van het enkele jaren geleden in ere herstelde Restaurant Brasserie Hotel de Nymph (ooit zeer populair bij de schrijver Frederik van Eeden [1860 - 1932]) is wat makkelijker te bekijken. Dit aan de Voorstraat 45 gelegen pand dateert overigens uit 1585; het eerste jaar van de Engelse bezetting. De 2 plafonds, die zich op het adres Voorstraat 31 bevinden, zijn voorbehouden aan bezoekers van het Kantongerecht.
De tussen 1644 en 1650 gestucte plafonds (waarvan nog één elders in Nederland te vinden is) zijn zo zeldzaam, dat ze in hun eentje een monumentale status hebben verkregen. Aan de zojuist genoemde jaartallen kunt u zien, dat de Engelse invloed in die tijd verrassend groot was, omdat Den Briel al haast 30 jaar geen pandstad meer was, toen in de stad 4 plafonds werden gemaakt, die uit vroeg-17e eeuwse Engelse landhuizen zouden kunnen zijn weggelopen.
Historische banden laten zich vandaag de dag nog in de statistieken gelden
De laatste keer dat 'De STEEG' een overzicht onder ogen kreeg van de in de gemeente Brielle als inwoner ingeschreven 'allochtonen', vormden de Britten de grootste groep. Een eervolle tweede plaats werd opgeëist door mensen uit Scandinavische landen. Daarna kwamen de groeperingen, die traditioneel met de voor sommigen beladen term 'allochtoon' worden aangeduid. (Het overzicht is opgesteld voordat de bedrijvigheid op de 2e Maasvlakte losbarstte. Dankzij de tijdelijke aanwezigheid van een groot aantal, projectgebonden arbeidsmigranten uit Oost-, Midden- en Zuid-Europese landen liggen de verhoudingen momenteel waarschijnlijk iets anders.)
In de statistieken zult u de volgende exclusieve onthulling niet terugvinden: één van de van oorsprong Scandinavische Briellenaren stamt af van Harald Blåtand Gormsen.
De naam komt u waarschijnlijk bekender voor als ik vermeld, dat de draadloze verbindingstechniek Bluetooth® naar hem is vernoemd. Hoewel waarschijnlijk smadelijk van de Deense en Noorse troon gestoten door zijn zoon Sweyn, wordt Harald 'Blauwtand', die zijn eigen vader Gorm de Oude had opgevolgd en rond het jaar 970 regeerde, gezien als de grondvester van de Deense Koninklijke Dynastie.
Opmerkelijk genoeg deelt de in vrouwelijke lijn van Harald Blåtand afstammende Brielse nazaat (die dus geen deel uitmaakt met de regerende 'zijtak', het Huis Glücksburg) meer dan 1000 jaar later met de koninklijke voorvader een bij de koning tot blauwe tanden leidende verslaving aan blauwe bessen.
Lees, wanneer u wilt weten wat er voor nazaten van koning Harald Blåtand Gormsen aan te merken valt op de kwaliteit van de 'bloedlijn' van de regerende Glückburgjes, de prachtige roman 'Het Bezoek Van De Lijfarts' van de Zweedse auteur Per Olav Enquist. De destijds als 'gek' beschouwde koning uit dit op historische feiten gebaseerde koningsdrama was overigens nauw betrokken bij de oprichting en exploitatie van 'Den Kongelige Porcelainsfabrik' (Royal Copenhagen). Dit is één van de 2 prestigieuze, Deense porseleinmerken, waarvan bij 'De STEEG' geregeld stukken worden verkocht.
De thematiek uit de roman wordt ook behandeld in de voor een Oscar genomineerde film 'En kongelig affære' (A royal Affair - 2012).
Een achter het behang geplakte koningin
Het Historisch Museum Den Briel is in het bezit van een portret van de Zweedse koningin Christina (1626-1689). Dit portret is in de jaren 60 van de vorige eeuw aan het museum geschonken door de toenmalige eigenaren van het pand 't Gecroonde Hart, dat eeuwen geleden een bierbrouwerij is geweest. Een van de eigenaren van de brouwerij heeft het portret een ereplaats gegeven op een schoorsteen in het pand. Op die plaats bleef het portret hangen, ook toen de schoorsteen werd behangen. (Op de foto: Greta Garbo in de film Queen Christina.)
Ondanks de welverdiende status van rijksmonument is het ooit onder meer om zijn beschilderde plafonds en art nouveau schouw vermaarde, 17e eeuwse gebouw begin december 2012 achter de voorgevel gesloopt. Onherstelbaar verzakt onder het gewicht van de met zand gevulde zeecontainers, die men - vanuit een 'Volendam-reflex' - ter bescherming van voorbijgaand verkeer, in drie lagen voor het pand heeft geplaatst, nadat in 2008 een deel van het dak tijdens een storm instortte en binnen de muren van het gebouw terechtkwam.
Boze Brielse tongen beweren, dat men - alweer vanuit een 'Volendam-reflex' -, om omwaaien van de zeecontainers te voorkomen, de zeecontainers voor de zekerheid tot de nok met zand heeft afgevuld. En daarmee het lot van het unieke 17e eeuwse rijksmonument heeft bezegeld. Hoe het ook zij: op onderstaande foto ziet u de situatie na het verwijderen van de beschermingsmaatregelen.
Naar verwachting zal er aan het Scharloo 9 t.z.t. nieuwbouw verschijnen achter een zorgvuldig gereconstrueerde voorgevel. Kennelijk wilde uitgerekend de afdeling Monumenten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Brielse vesting in eerste instantie opzadelen met een 'hoekig' (want zonder schuine daken), bijna industrieel ogend gebouw achter de gereconstrueerde façade, dat waarschijnlijk de beruchte dialoog had moeten aangaan met de historische omgeving en z'n eigen voorgevel. Die tot een oorverdovende monoloog leidende invulling van de door geen van de betrokken personen, bedrijven en instanties gewenste schandvlek is gelukkig door de voor het dossier verantwoordelijke wethouder afgeschoten.
Wie nu wil zien wat er met het interieur van 't Gecroonde Hart voorgoed verloren is gegaan, kan een PDF downloaden op: http://www.vriendenmuseumdenbriel.nl/media/Overdruk-t_Gecroonde_Hart_5_april_2012.pdf
Op het hieronder afgebeelde schilderij kunt u zien hoe het op bovenstaande foto afgebeelde rijtje 17e eeuwse panden er circa 1920 uitzag.
De grens tussen het oude Maerlant en het jongere Den Briel loopt via Langestraat, Wellerondom, Koopmanstraat en Vischstraat tot aan de brug in het verlengde van de Vischstraat. U kunt de grens tussen het nieuwe Den Briel en het oude Maerlant goed herkennen op de hiernaast afgebeelde kaart die lang geleden door de ANWB is uitgegeven. Het lichtstgele gedeelte links is het oorspronkelijke Den Briel. De van donkerdergeel tot oranje variërende kleuren boven het Zuidspui vormen zo'n beetje de contouren van het aloude Maerlant, dat ligt ingeklemd tussen het water van Zuidspui en Maarland/Kostverloren. De Kostverloren, het meest westelijke deel van het Maarland is ooit als marinedok in gebruik geweest; het gebouw achter het aan het einde van het Kostverloren geuzenschip Prince Admirael was van 1886 tot 1922 in gebruik als sloepenloods van het Korps Torpedisten.
Op gezag van het plaatselijke huis-aan-huis-blad Briels Nieuwsland kan worden gemeld dat de torpedisten verplicht waren om zwemmen te leren en de vaardigheid bij te houden. De jonge torpedisten oefenden in het water bij de wallen; volgens de krant om financiële redenen vaak niet in een zwempak, maar in hun 'birthday suit'.
Omdat al die naakte jonge kerels teveel aandacht trokken van jonge meisjes, werd het gebied, waar de torpedisten hun zwemoefeningen deden tot militair gebied verklaard, waar burgers niet mochten komen.
Het is overigens maar de vraag of de torpedisten inderdaad louter uit geldgebrek naakt zwommen. Het is bekend dat een zwempak in sommige kringen als verwijfd werd beschouwd. Dat komt, omdat het eendelige badpak aan het eind van de 19e eeuw is ontworpen om de kuisheid van badende vrouwen te garanderen. En mannen die niet minder kuis wilden gaan zwemmen, decennialang op damesbadpakken waren aangewezen. De zwembroek voor mannen dateert pas uit de jaren '30 van de vorige eeuw.
HOE GEWOON HET DESTIJDS WAS DAT MANNEN NAAKT ZWOMMEN, KUNT U HIER ZIEN OP EEN VAKANTIEFOTO VAN EEN VAN DE RIJKSTE MANNEN VAN ZIJN TIJD, TSAAR NICOLAAS II VAN RUSLAND, EN EEN AANTAL HOVELINGEN.
Onderstaande 'scabreuze' en voor gevoelige lieden wellicht minder geschikte ansichtkaart over het onderwerp BIJZIENDHEID heeft niets met Den Briel te maken, maar met het Belgische leger, waar militairen kennelijk naakt sliepen. Het geeft te denken, dat deze in 1897 getekende kaart zoveel jaren vóór de Seksuele Revolutie kennelijk zonder envelop kon worden verzonden. Humoristisch en toch leuk (vrij naar Drs. P).
Terug naar Den Briel: oorspronkelijk liepen de muren van de dubbelstad langs de rivier De Goote over Lijnbaan en de huidige Turfkade. De op de kaart onder het Zuidspui (een restant van De Goote) gelegen stadsdelen Scharloo en Slagveld waren toen nog zompige gorzen, die geregeld onder water stonden. De huidige Nobelstraat was de belangrijkste straat van Den Briel. Het stadsdeel werd door kerk en rechters ook wel werd aangeduid als 'vallend onder de parochie van Sint-Catharijne'. Het oude Maerlant had zijn eigen kerken en rechters. Dit stadsdeel viel onder de 'parochie van de Maerlantse kerk'. Deze kerk, de Sint-Pieterskerk, die in de middeleeuwen de buur was van de roemruchte, maar allang gesloopte burcht van de heren van Voorne, is tussen 1748 en 1817 zelf ook stukje bij beetje gesloopt. De door oranje percelen omgeven witte vlek op de ANWB-kaart geeft de plaats waar zich ooit de in 1572 door de nieuwe heersers gesloten Maerlantse kerk en het omringende kerkhof bevonden.
Den Briel kreeg pas in 1330 officieel stadsrechten, toen Maerlant en de naaste buur zich verenigden onder de naam Den Bryelle. (De deftige naam Brielle komt dus niet geheel uit de lucht vallen, al zullen zelfs in het huidige millennium de meeste Nederlanders het relatief onbekende Brielle onder de naam Den Briel kennen. Op oude kaarten wordt Den Briel verder onder meer aangeduid als Briela en Brille.)
De naam van het plaatsje Maerlant leeft voort in de straatnamen Maarland N.Z. en Maarland Z.Z. Aan weerszijden van de havens Noordspui en Kostverloren gelegen, bieden bootjes en 'grachtenpanden' pittoreske plaatjes.
In 1548 brak er brand uit in het Catharinaklooster. Het vuur sloeg over naar het Clarissenklooster en legde vervolgens een groot deel van het stadsdeel Maarland in as. De pater van het Catharinaklooster draagt een zware verantwoordelijkheid voor deze ramp. Die heeft namelijk niemand (en zeker geen mannen) tot het klooster willen toelaten om de brand te blussen.
Vandaar dat de meeste rijksmonumenten aan het Maarland uit de 17e en 18e eeuw dateren.
De Brielse wallen
Den Bryelle kreeg in 1338 het recht om verdedigingswerken aan te leggen. De oorspronkelijk door houten muren, na 1438 gedeeltelijk door stenen muren en na 1450 voor het grootste deel door aarden wallen beschermde vesting was smal en langwerpig. waar nu in de buurt van Albert Heijn een 'wipbrug' (= ophaalbrug) ligt stond destijds de Kaaiepoort met aan weerszijden vestingmuren die zich over Lijnbaan en Turfkade uitstrekten. Ter hoogte van de huidige Zuidspuistraat heeft een tijdlang een brug over het Zuidspui gelegen met de omineuze naam Duyvelsbrug.
De bescherming van de vesting vergde relatief veel soldaten. Bij de aanleg van de huidige, door Menno van Coehoorn geadviseerde stervormige vestingwerken, waarvan de aarden wallen met hun 9 bastions (bolwerken) en 5 ravelijnen (in dit geval vijfhoekige eilandjes in de vestinggracht) beter bestand zijn tegen kanonskogels dan stenen muren, is het grootste deel van het na de aanleg van de stervormige vestingwerken resterende deel van de zuidelijke wijk 's Heer Danielsambacht alsnog gesloopt. Voor de stad betekende het raseren (met de grond gelijkmaken) van 159 huizen (dat pas in 1702 werd voltooid) een aanzienlijk verlies aan belasting betalende inwoners en huiseigenaren.
Die tegenslag kon voor een deel worden opgevangen, doordat op de tussen Zuidspui en Wallen gelegen gorzen een Nyeuestadt (Nieuwe stad) kon worden aangelegd, waar naast woningen onder meer plaats was voor een leerlooierij, kalkbranderij, zoutziederij, bierbrouwerij, molen enzovoorts.
Op onderstaande uit circa 1924 daterende luchtfoto kunt u goed zien, dat het voormalige kloosterkwartier van de vesting (als we de Sint-Catharijnekerk als uitgangspunt nemen, links- en middenonder) voor een groot deel 'woest en ledig' was.
Het witte gebouw op onderstaande foto is een Kruithuis (waarin in maart 2014 een 1 April-museum is geopend). Zo'n kruithuis had zeer dikke muren en een dun dak, zodat de druk van een explosie naar boven kon worden geleid. Het betreffende kruithuis staat in een 'hol' bolwerk, omgeven door water dat bij brand kon worden gebruikt om te blussen. In 1787 is tussen het Hollebolwerk (Bastion VI) en het Oranjebolwerk (Bastion VII) een nog veel steviger kruithuis gebouwd.
Ook kwamen er rond de vesting ringen, waarin het, afhankelijk van de afstand tot de wallen, helemaal verboden was te bouwen dan wel stenen gebouwen te plaatsen. Wie zo dapper was om in de 'houten ring' een huis te bouwen, moest er rekening mee houden, dat zijn huis in tijden van oorlogsdreiging preventief zou worden afgefakkeld, om het schootsveld van de Brielse kanonnen vrij te maken. Het voor de bouw van de nieuwe vestingwerken gesloopte stadsdeel werd overigens doorsneden door het in het verlengde van de Nobelstraat gelegen Zuideinde. Hoewel op geen straatnaambord te bekennen, duiden oudere Briellenaren het deel van de Nobelstraat, waar 'De STEEG' is gelegen, vaak aan met de al lang verdwenen straatnaam 'Zuideinde'.
De Brielse wallen waren eeuwenlang verboden terrein voor burgers. Tegenwoordig vormt het einde van het 'Zuideinde' een uitstekend begin voor een wandeling over de Brielse wallen, waarvan het gras onder meer door grazende schapen wordt bijgehouden. Het is ook mogelijk om 'buitenlangs' rond de vesting te lopen.
n 2013 is het 300 jaar geleden dat de werkzaamheden aan de Brielse wallen werden afgerond. Dit jubileum is niet geheel ongemerkt voorbijgaan aan Briellenaren en bezoekers van de stad.
Er zijn 3 manieren om een rondje wallen te doen. U kunt allereerst de paden volgen . U kijkt dan neer op de binnenstad en op tegen de ooit als borstwering fungerende 'kruin' van de wallen. Op meerdere plaatsen is een houten opstapje gebouwd, waarmee u over het hek tussen pad en 'kruin' kunt stappen. Over de 'kruin' lopend, hebt u uitzicht over de binnenstad en over de veste (vestinggracht) en omgeving. Let op: om voor de hand mag u niet achter het hek wandelen op stukken waar schapen lopen.Ten derde is het mogelijk om rond de veste te lopen. Omdat de Buitenhaven in de weg ligt, zult u in alle drie gevallen er niet aan ontkomen om een stukje over Maarland NZ, Maarland ZZ en Molenstraat of Batterijweg te nemen.
Resterende poorten
In naam van het autoverkeer hebben van de Brielse poorten alleen de Langepoort (aan het eind van de Langestraat) en de Kaaipoort (gelegen in het gedeelte van de Kaaistraat, dat achter de Albert Heijn ligt en niet te verwarren met de opening naast het voetgangerstunneltje in de Wallen tussen Thoelaverweg en Kaaistraat) overleefd.
Op onderstaande foto ziet u de restanten van de in 1572 in naam van Oranje geopende Noordpoort op het Kijkpaal-bolwerk (Bastion IX).
De hieronder afgebeelde ansichtkaart van een nog altijd bestaande woning aan het Zuideinde (Nobelstraat) was met een heel anders uitziende gevel ooit de dienstwoning van de poortwachter van de Zuidpoort. Het oorspronkelijke poortwachtershuis is zichtbaar op de daaropvolgende afbeelding. De reeks wordt beëindigd met een afbeelding waarop de aan het verkeer ten prooi gevallen Zuiderpoort in zijn volle glorie prijkt.
Verdwenen stadsboerderijen
Op dit fragment van een uit 1919 daterende stafkaart kunt u zien hoe binnen de vesting, vooral in de omgeving van de door een + aangegeven Sint-Catharijnekerk, grote stukken woest en ledig lijken. Die plekken waren militair terrein. Ook lagen er de zogenaamde stadsboerderijen, die ook tijdens een langdurige belegering kazerne en Briellenaren van voedsel konden voorzien.
De ooit zo groene terreinen zijn tegenwoordig grotendeels bebouwd. (Zoals bij alle afbeeldingen op deze website kunt u erop klikken om de kaart te vergroten.)
Van sommige 'stadsboeren' lag een deel van het land niet direct bij de boerderij en/of buiten de vesting. De voormalige stadsboerderijen Kaaistraat 18-20 (sinds eind jaren [19]40 niet meer in bedrijf) en Turfkade 25 (na 1882 een handel in biezen, riet, hooi en griendhout en later een scheepswerf; thans woningen en een kantoor) zijn niet voor niets strategisch gelegen ten opzichte van de coupure tussen Kaaistraat en Thoelaverweg resp. de voormalige Zuidpoort.
Soms lag (een deel van het) het land zelfs niet in de nabijheid van de vesting. Het kon gebeuren, dat een Brielse boer via huwelijk en erfenissen overal op het eiland Voorne-Putten stukken land bezat. Het was van de grond afhankelijk of op een stuk veeteelt dan wel landbouw werd bedreven. En ook welk gewas er werd gekweekt. De oudst bekende en vermoedelijk eerste eigenaar van de boerderij aan de Turfkade verbouwde tot zijn dood in 1731 op zijn 158 gemeten land, verspreid over heel Voorne meekrap, koolzaad, tarwe en gerst (een gemet is overigens ongeveer 0,4 hectare). Het mag duidelijk zijn dat deze boer een grootgrondbezitter was, wiens land door heel veel pachters, knechten en/of dagloners werd bewerkt.
Op 17e eeuwse kaarten komt de boerderij aan de Turfkade nog niet voor. Het ligt voor de hand, dat de locatie pas na de in 1703 begonnen afbraak van een groot deel van de wijk 's-Heer Danielsambacht, de verplaatsing van de wallen en de bouw van de nieuwe Zuidpoort interessant werd voor een 'herenboer' als Abraham 't Gilde. (Een blik op de panden van Kaaistraat 18-20 (beiden rijksmonument) maakt duidelijk, dat de boeren die hier woonden en werkten ook niet aan de geeuwhonger hebben geleden.)
De contouren van de nagenoeg lege vlakte op de kaart komen overeen met de kloosterwijk, die hier voor 2 april 1572 lag. ook toen stond er hier en daar een gebouw van het Brighitteklooster, Catharinaklooster, het convent van de Cellebroeders en Cellezusters en het Clarissenklooster. Om de kloosters heen lag het groen van de kloostertuinen.
Dat de vesting rond de Sint-Catharijnekerk (ten westen van Venkelstraat en Langestraat) eeuwenlang 'woest en ledig' is geweest kunt u ook constateren op onderstaande kaart van Blaeu. Let op: die kaart geeft de situatie weer van de 'grote' vesting. Het op de kaart links afgebeelde, zuidelijke deel van de stad was (hoewel de stad al de sprong over het Zuidspui [de voormalige Goote] had gemaakt en Slagveld en Scharloo deels waren bebouwd) in 1649 nog niet afgebroken. Verder mist de vesting nog een aantal bastions.
Het Venetië van Voorne
Het levert altijd spannende beelden op de televisie: het Venetiaanse 'Aqua Alta' (hoog tij), waarbij straten en pleinen van de stad onder water lopen en kaplaarzen het aangewezen schoeisel zijn voor toeristen die 'La Serenissima' willen verkennen.
De 'Morgensterre van Hollant' kende vroeger een door springtij veroorzaakte 'Aqua Alta', waarbij Maarland NZ en Maarland ZZ, Lijnbaan, Turfkade, Scharloo, Slagveld en een aantal zijstraten onder water kwamen te staan en huizen met vloedplanken en zandzakken tegen overstroming moesten worden beschermd. Alleen in op dijken gelegen straten als Voorstraat en Nobelstraat hield men droge voeten.
Poorten, sorties en andere doorgangen in de wallen werden met waterdichte schotten afgesloten. Op deze manier wilde men de wateroverlast bewust binnen de stad houden; voorkomen dat de buitengebieden onder water zouden komen staan.
Met de sluiting van de Brielse Maasdam is de met de Noordzee in verbinding staande Brielse Maas in 1952 veranderd in het Brielse Meer. Daardoor is er geen open verbinding meer met de zee en is het sindsdien 's winters niet meer nodig om huis en goed met zandzakken en vloedplanken te beschermen. (Als import-Briellenaar is De STEEG in 2017 erg geschrokken van de controle van waterdichte deuren en vloedplanken in poorten en andere doorgangen in de wallen. De overheid houdt kennelijk nog altijd rekening met een situatie waarbij de Brielse vesting onder water komt te staan.)
Als ik een moeilijk leesbare, want in zeer ouderwets Nederlands geschreven tekst goed interpreteer, werd de kracht van het bij 'Aqua Alta' in de binnenstad verzamelde water ooit ingezet om bij laag water, na het openzetten van een sluis, het op de bodem van de verbinding tussen de binnenhavens en de Brielse Maas neerslagen zand weg te spoelen. En op die wijze de verzanding tegen te gaan. (KLIK HIER voor meer foto's van het elke winter meermaals terugkerende hoogwater in Varkensstraat, Maarland ZZ en Maarland NZ en rond het Zuidspui.)
Helaas verzandde de Brielse Maas zelf ook steeds meer. En dat was met name lastig voor het steeds sterker opkomende Rotterdam. In 1830 werd het Kanaal door Voorne gegraven, dat al snel veel te smal en te ondiep was voor de steeds groter wordende zeeschepen. In 1872 kwam de Nieuwe Waterweg gereed. De Nieuwe Waterweg is aangelegd door ingenieur Pieter Caland, die in de Brielse Nobelstraat heeft gewoond (de synagoge aan de Turfkade is na zijn vertrek in zijn oude achtertuin gebouwd) en dus op de hoogte zal zijn geweest van de Brielse methode om zandafzettingen weg te spoelen. Bij de aanleg van de nieuwe verbinding is een deel van het graafwerk overgelaten aan de spoelkracht van het water, dat door de Nieuwe Waterweg vloeide. (In november 2012 werd de kracht van het zeewater gebruikt om een dam te verwijderen tussen de Noordzee en de havens op de Tweede Maasvlakte. De aanleg van de Maasvlakte heeft er volgens de editie Voorne-Putten van het Algemeen-Dagblad/Rotterdams Dagblad toe geleid, dat er meer zand wordt afgezet op de bodem van de Nieuwe Waterweg en dat die dus vaker moet worden uitgebaggerd.)
Op de foto kunt u in de muur van het café op de hoek Visschtraat/Lijnbaan en in de bestrating voor het café in arduinsteen uitgehouwen gleuven zien, waar in het verleden de vloedplanken in werden geschoven. In het vrij nieuwe voetgangerstunneltje en de decennia geleden ten behoeve van het autoverkeer gemaakte opening In de formeel nog altijd als waterkering bestempelde wallen aan de Oostdam (tussen Thoelaverweg en Kaaistraat) bevinden zich grote, waterdichte deuren. Een opening in een waterkering heet een coupure. De betreffende opening in de wallen wordt ook wel aangeduid met het Franse woord voor uitgang: sortie.
De Brielse Tsunami
Op 1 november 1755 vond, 's morgens om 9.40 uur, zo'n 200 kilometer voor de Portugese kust een aardbeving plaats met de kracht van (waarschijnlijk) 9 op de schaal van Richter plaats. De aardbeving had gruwelijke gevolgen voor Lissabon. Wat nog overeind stond na de aardbeving werd door een tsunami overspoeld of door een brand vernietigd. De katholieke kerk oordeelde, dat de aardbeving had plaatsgevonden omdat God de inwoners van Lissabon wilde straffen voor hun zondige leven. De katholieke kerk riep daarom de bewoners van Lissabon op om hun zondige levenswandel te verlaten, te bidden om vergeving van hun zonden en voortaan een deugdzaam leven te leiden.
God moet op 1 november 1755 ook iets aan de inwoners van Den Briel hebben willen laten weten. Omstreeks half elf werd gedurende 3 minuten een zeer wonderlijke waterbeweging geconstateerd. Die 'Water Schudding' was zo sterk, dat een aan de Turfkaaij (Turfkade) gelegen turfschip van zijn trossen werd gerukt en aan de overkant van het Zuidspui met geweld tegen een waterschip geslagen. Voor de goede orde: het waterschip woog slechts 800 ton.
(Waterschepen werden gebruikt om drinkwater en voedsel naar schepen te brengen, de levende vangst van vissers in een met zeewater gevuld ruim aan land brengen, schoon zoet water van elders naar bierbrouwerijen te brengen [het waterschip had aan het Scharloo gelegen waar onder meer de bierbrouwerij van het Gecroonde Hart was gevestigd] of juist zout water van zee naar op land gelegen zoutfabrieken vervoeren [ook Den Briel telde zo'n zoutziederij].)
Het werd al snel bekend, dat het water zich die dag ook heel vreemd had gedragen in Engeland (de Zuid-West kust was getroffen door een vloedgolf van 3 meter) en in Den Haag, Zeeland, Rotterdam en Amsterdam. Omdat men in andere plaatsen en ook in Amsterdam een aardbeving had gevoeld, werd er door door Nederlandse predikanten een aantal 'aardbevingspreken' afgestoken, waarin de beminde gelovigen werden opgeroepen op om hun zondige levenswandel te verlaten, te bidden om vergeving van hun zonden en voortaan een deugdzaam leven te leiden.
Het bericht van de ramp, die zich op 1 november 1755 (niet alleen) in Portugal had voltrokken, heeft de Republiek der Nederlanden pas op 25 november 1755 bereikt. Toen pas kon men een verband gaan leggen tussen de aard- en zeebeving bij Lissabon, waarbij tienduizenden (mogelijk 100.000) doden zijn gevallen, en de onverklaarbare 'Water Schudding' in een stad, die via Brielse Maas, Noordzee, Het Kanaal en Atlantische Oceaan een staartje had meegepikt van een voor de Portugese kust opgewekte tsunami.
Onderstaande foto geeft - ook al is de plaat niet in 1755 geschoten - een aardig beeld van de gevolgen van de Brielse Water Schudding. Op 30 september 1911 is Den Briel getroffen door een zware storm, die een in het Zuispui gelegen schip optilde en op het pleintje aan het einde van de Turfkade parkeerde. Op het Maarland ZZ ging bij dezelfde storm een boom om. U ziet: ramptoerisme is van alle tijden.
Het asyl en het zedeloze beeld van de Vrijheids-Nymph
Op de plek waar ooit de Sint-Pieterskerk prijkte, ligt nu het aantrekkelijk Asylplein met het wonderschone, ter gelegenheid van de 300-jarige bevrijding van het Spaanse juk, in 1872 door koning Willem III geopende Zeemansasyl. Voor het Zeemansasyl staat overigens het 1 April-monument met de Vrijheids-Nymph, waarvoor de oudste zoon van de koning op 1 april 1872 de eerste steen van de sokkel heeft gelegd. Bij het poseren heeft de nymph kennelijk niet goed op haar gewaad gelet, waardoor haar linkerborst ontbloot is.
Het gereformeerde volksdeel maakte zich in het jaar 1872 overigens ernstig zorgen over de vraag, of 'Hare Majesteit Koning Willem III' (in die tijd lette men er nog op dat het woord majesteit vrouwelijk is) tijdens een toekomstige kranslegging bij het 1 April-monument niet ernstig van de leg zou raken bij het zien van een ontblote damesborst. En dan te bedenken, dat de weinig koninklijke reputatie als seksueel roofdier van Willem III een niet te onderschatten bijdrage heeft geleverd aan het verkrijgen van zijn koosnaampje 'Koning Gorilla'! (Om zedenverwildering op deze website te voorkomen, heeft de fotograaf van 'De STEEG' ten opzichte van het ontuchtige beeld een gepaste afstand in acht genomen.)
Men had overigens een 'neutraal' beeld van een Vrijheids-Nymph als zinnebeeld voor de bevrijding van de Spaanse heerschappij gekozen, om het katholieke volksdeel niet voor het hoofd te stoten. De vinger van de zedeloze Nymph wijst naar het Noord-Westen; richting Noordzee, want daar kwam op 1 april 1572 de bevrijding vandaan.
Om de door de 19e eeuwse voorloper van 'nipplegate' ontstane opwinding weer enigszins te sussen, opende het gereformeerde volksdeel een met een kleurig en keurig aangekleed terracotta reliëf opgesierd tehuis voor wezen en achtergeblevenen van gereformeerde zeelieden: het Geuzengesticht Wilhelmus van Nassauen (Voorstraat 80).
De zedeloze bewoners van het Asyl en de bewoonsters van de
Rozemarijnstraat
Het Asyl was overigens voorbehouden aan oude en gebrekkige zeelieden. Nu wil het geval, dat de havenstad Den Briel een militaire kazerne telde. En dat al eeuwenlang sociaal voelende vrouwen bereid waren om tegen een gepaste vergoeding kooplieden, zeevarenden en militairen te amuseren. Die dames waren werkzaam in de Rozemarijnstraat. De beroepsgroep wordt in Den Briel nog altijd met de term 'rozemarijntjes' aangeduid.
'De STEEG' heeft niet kunnen vinden, wanneer de 'rozemarijntjes' hun bedrijf in de Rozemarijnstraat hebben geconcentreerd. Het is niet onwaarschijnlijk, dat dit het gevolg is van een aan de 'wereldwiven' (ook wel: waraltwiven) gewijde keur van 1446. In de Middeleeuwen beschouwde men het werk van de wereldwiven als een noodzakelijk kwaad, waar nette burgers zo min mogelijk van mochten merken. Wereldwiven moesten volgens de eerste keuren voor en na zonneschijn buiten de vesten zijn. Nog in 1405 werd een binnen de stadsmuren gelegen bordeel afgebroken, omdat het werk alleen buiten de muren van de stad mocht worden bedreven.
De werkzaamheden hoefden overigens niet in de open lucht te gebeuren. Het is bekend, dat de door Scandinavische zeelieden populaire Deens/Noorse wijk 'Nyland' vóór 1 april 1572 niet de enige 'voorstad' van Den Briel is geweest. (Met de term 'voorstad' werden de buiten de poorten van de stad gelegen bebouwing aangeduid.)
In 1446 wees het stadsbestuur binnen de stadsmuren plekken aan "waar vrouwen zitten zullen die openbaar om geld zitten willen".
De door de achteruitgang van de Brielse haven op een gegeven moment goeddeels verdwenen klandizie van "cooplieden van alle natiën" en scheepslieden werd in later eeuwen goedgemaakt door soldaten, die zo van hun werkplek in Arsenaal, Infirmerie en Torpedomagazijn (alle drie gelegen in de Rozemarijnstraat) en Hoofdwacht (schuin tegenover de Rozemarijnstraat op de hoek Markt/Vischstraat) de dames konden bezoeken.)
De beroepsaanduiding 'rozemarijntje' is mogelijk minder oud dan veel Briellenaren denken. Volgens de Cohieren van de Verponding (een soort kadaster dat werd bijgehouden ten behoeve van het innen van de voorloper van de Onroerende Zaak Belasting die verpondingen heette) viel de huidige Rozemarijnstraat in 1732 in twee stukken uiteen: de Vischmarkt en de Kuiperstraat. (Het woord 'kuiper' werd zowel gebruikt voor makers van houten kuipen en tonnen als voor haringpakkers. In de 14e eeuw was de Brielse Vischmarkt decennialang het epicentrum van de internationale haringhandel. Haring werd bij gebrek aan karton en plastic door de haringpakkers in houten tonnen verpakt.
Een Rozemarijnstraat is in geen velden of wegen te bekennen in de Cohieren. Dat wil niet zeggen, dat de naam door niemand werd gebruikt. Toen de Cohieren van 1732 werden opgesteld was de officiële (ambtelijke) straatnaam nog niet geïntroduceerd. In de volksmond kon dezelfde straat daardoor verschillende namen dragen. Het is mogelijk, dat men de in de Rozemarijnstraat (in de Cohieren tot 1732 Kuiperstraat en Vischstraat) werkzame 'verciersters' met hun schandelijke negotie onder het tapijt heeft willen vegen. Het kan gewoon niet, dat het destijds zeer vrome stadsbestuur de toenmalige Kuiperstraat heeft omgedoopt als eerbetoon aan een beroepsgroep, waar vanaf de kansel tegen werd gefulmineerd en zelfs de klanten op neerkeken. De Rozemarijnstraat is ongetwijfeld naar het kruid genoemd. En niet naar vrouwen die openbaar om geld willen zitten (KLIK HIER).
De naam Rozemarijnstraat duikt in 1733 op in een belastingcohier. Daar staat vermeld, dat het achterste gedeelte van de straat, tussen Boterstraat en Franse straat, "thans Rozemarijnstraat" heet. Op een onbekend moment is ook het voorste gedeelte van de straat omgedoopt tot Rozemarijnstraat.
Vanaf de Markt bezien heette het de huidige Voorstraat overigens tot aan de huidige asylstraat zowel 'oude schoenmarkt over het Boterslop' als Kapoenstraat. Kapoen is een oud-Hollands woord voor gecastreerde haan en een spottende benaming voor een 'gelubd manspersoon' (een gecastreerde of impotente man). Bewoners van het oude Brielle hadden ook de gewoonte om sloppen en straten naar een markante bewoner te noemen. Laten we hopen, dat de Kapoenstraat inderdaad was vernoemd naar de gevelsteen van een huis en niet naar een 'gelubde' buurman, wiens geheim was uitgelekt. (Ook in Den Briel, de stad waar een 'Oude Schoenmarkt' tevens Kapoenstraat heeft geheten, zingen we 'Sinterklaas Kapoentje, gooi wat in mijn schoentje'.)
Het zat de regenten van het Asyl voor oude en gebrekkige zeelieden helemaal niet lekker, dat de Rozemarijnstraat op zo'n korte afstand van het Asylplein lag. Daarom werd dwars over het Asylplein een brede sloot gegraven, die er voor zorgde, dat in seksuele nood verkerende, oude en gebrekkige zeelieden hun behoefte aan een rozemarijntje alleen via een vermoeiende omweg konden stillen.
De Rozemarijnstraat is inmiddels een keurige straat met heel erg nette mensen. De sloot op het Asylplein is er al lang niet meer en dat geldt ook voor de laatste oude en gebrekkige zeeman. KLIK HIER VOOR EEN BEZOEKJE AAN DE SITE MET DE ELLENLANGE NAAM VAN HET ASYL VAN OUDE EN GEBREKKIGE ZEELIEDEN.
Het asylplein bevindt zich overigens op de plaats van het het oude Sint-Pieterskerkhof. Dit kerkhof lag weer rond de in 1817 gesloopte (Middeleeuwse) Sint-Pieterskerk (ook wel: Maerlantse kerk). Het gebouw van het asyl zou zich op de plaats van de kerk bevinden.
Het Brielse kerkhof als broeinest van criminaliteit
Aan het begin van de 15e eeuw was het kerkhof van Brielle (vermoedelijk het kerkhof van de allang gesloopte Sint-Pieterskerk waar zich nu het Asylplein bevindt) een vrijhaven voor criminele asielzoekers. Onder de term asielzoeker (ook wel: balling) vielen destijds personen die door de autoriteiten werden gezocht en/of reeds waren veroordeeld, maar niet konden worden gearresteerd zolang ze zich in een kerk of op het bij die kerk behorende kerkhof bevonden.
In de stad werd steen en been geklaagd over het gewelddadige geteisem, dat in Brielle op het kerkhof 'kerkasiel' claimde om datzelfde kerkhof als uitvalsbasis te gebruiken voor op het kerkhof en elders in de stad te plegen misdaden. Het recht op kerkasiel verviel overigens op het moment dat een asielzoeker zich buiten het grondgebied van de kerk begaf.
Den Briel is overigens niet de enige plaats waar kerken en/of kerkhoven in broeinesten van criminaliteit ontaardden. In 1459 en 1465 is in Gouda respectievelijk Dordrecht een asielzoeker op het kerkhof om zeep gebracht door een mede-asielzoeker.
De burchten van gravin Aleida
Hoewel eigenlijk eigendom van de familie van Voorne, was de Maerlantse Burcht (ook wel Heerenhof) het 'lievelingshuis' van gravin Aleida van Holland (maar geen vrouwe van Voorne), de zeer intelligente tante en voogdes van de op jonge leeftijd wees geworden graaf Floris V (een 'ordinaire' graaf, die zoon was van een Rooms-koning [= keizer] en kleinzoon van een koning).
De in 1565 afgebroken residentie van de heren van Voorne, de burcht van Maerlant (ook wel: het hof van Voorne, de Heerenhof en het 'oude hof'), lag grofweg bij Kaatsbaan, Langestraat en Raas. De middeleeuwers waren niet altijd even geëmancipeerd. De naam Vrouwenhoflaan verwijst naar het vrouwenhof van de Heerenhof/hof van Voorne. De Heerenhof kende ook nog een 'kerkelijk' gedeelte, het huidige asielplein, waar al voor 1280 een Sint-Pieterskapelleken stond (dit was overigens niet de hofkapel van de heren van Voorne; die stond in het dorp Oostvoorne). Later zou aan het Maerlantsche kerkhof de Sint Pieterskerk verschijnen. Deze kerk, waar in 1470 Frank van Borselen (heer van Voorne en echtgenoot/cipier van gravin Jacoba van Beieren) werd bijgezet, is in 1807 gesloopt. Het kerkhof is sindsdien geruimd. Een beetje slordig, als ik een hevig geschrokken meneer mag geloven, die er, om een gasbuis te vernieuwen, een spade in de grond stak.
Van het hof van Voorne resteert tegenwoordig het Duvenvoordehuis op de hoek Raas/Langestraat, dat is gebouwd op de plek waar de hoofdpoort van het hof stond. Dit huis is vernoemd naar de eerste eigenaar, Jan van Duivenvoorde (sic), rentmeester van Voorne (en mogelijk baljuw en dijkgraaf van Voorne), die op 1 april 1572, in dameskleding gehuld, de stad met de kas van van Voorne (en/of de dijkkring of de stad?) wilde ontvluchten. Het geeft te denken, dat de langvingerige rentmeester Jan van Duivenvoorde in 1564 de hele hof van Voorne van zijn baas heeft gekocht. Die baas was Filips II, koning van Spanje en heer van Voorne.
De in de kleren van zijn vrouw gehulde, voortvluchtige 'noodtravestiet' werd in 1572 op heterdaad bij de Zuiderpoort betrapt.
In Den Briel komt Jan van Duivenvoorde er traditioneel niet zo best vanaf. Maar sommige bronnen houden ernstig rekening met de mogelijkheid, dat de Brielse Jan van Duivenvoorde, als goede vaderlander, samen met geuzenleider Lancelot van Brederode, na het beleg van Haarlem door de Spanjaarden is terechtgesteld. Hij zou zijn onthoofd, op 18 augustus 1573 of tussen 18 en 21 augustus 1573. (NB: De STEEG vindt het ronduit verdacht dat ook van de Franse commandant wordt beweerd, dat hij op 2 december 1813 geprobeerd zou hebben om in dameskleding de stad te ontvluchten.)
Ook de naast elkaar gelegen panden Wellerondom 10 (De Vergulde Colff) en Kaatsbaan 1 en 3 (samen 't Kont van het Paard) zouden in de 15e eeuw deel uit hebben gemaakt van het hof van Voorne. Aan de Kaatsbaan zouden zich de stallen van het hof hebben bevonden.
Het hof van Voorne heeft wellicht een dependance gehad in de huidige Voorstaat. Het op de hoek van Markt en Voorstaat gevestigde Hotel De Zalm bestaat namelijk uit meerdere oude panden, waaronder een vanaf de ooit zo broeierige Rozemarijnstraat zichtbare middeleeuwse uitkijktoren.
Waar nu Hotel de Zalm ligt, werd rond 1300 een gastenverblijf met uitkijktoren gebouwd en huizen voor de bedienden van de heeren van Voorne. Dat complex werd de Zalm genoemd. Alleen het voormalige gastenverblijf (dat de kern vormt van het tot 50 hotelkamers gegroeide bedrijf) en de uitkijktoren hebben de tand des tijds weerstaan. (Volgens voormalig stadsarchivaris Johan H. Been fungeerde het kennelijk toch enigszins versterkte complex van De Zalm in tijden van oorlog of oorlogsdreiging als een 'refugium', waar buiten de vesting gevestigde kloosterlingen en aanzienlijke personen zich in veiligheid konden stellen.)
Rond 1300 was de visserij heel belangrijk in dit deel van Den Briel. Niet voor niets heet de om de hoek van het hotel gelegen straat Vischstraat. Nu men klaar is met de restauratie van de in 2011 uitgebrande bakkerij, zijn de schamele resten van de op een klein pleintje op de hoek Vischstraat/Rozemarijnstraat (Vischmarkt) gelegen 'visbank' weer zichtbaar. Op de plaats van het afgebrande bedrijf was in 1791 al een bakkerij te vinden.
Het linker hoekhuis in 't Raas (een smal steegje tussen Asylplein en Langestraat), waarvan u op de foto het raam ziet, is de voormalige woning van de beruchte 16e eeuwse, frauduleuze rentmeester Jan van Duivenvoorde. Het straatje waar de foto is gemaakt heet overigens naar het riviertje dat hier ooit van de burcht richting De Goote raasde.
Logé Aleida was zo erg op 'haar' Maerlantse burcht gesteld, dat ze opdracht heeft gegeven om het gebouw in Schiedam en Leiden min of meer te kopiëren (en daardoor Schiedam te stichten). In Brielle herinneren alleen nog wat straatnamen en een pand in de Langestraat aan de vroeger zo comfortabele burcht. In Schiedam is de ruïne van het Huis Mathenesse (ook wel Huis Te Riviere) te vinden en de Leidse burcht bestaat nog steeds. (Sommige historici denken, dat Floris V zelf opdracht heeft gegeven om de Leidse burcht te bouwen op de plek van een door oorlogsgeweld vernielde voorganger.)
Het is overigens niet goed afgelopen met de gravin en haar neef. Op een gegeven moment is de bemoeizieke tante Aleida uit Holland verbannen. Aleida is naast regentes van Holland, als weduwe van de graaf van Henegouwen, ook regentes geweest over Henegouwen. (NB: in 1323 zou de toenmalige graaf van Henegouwen ook graaf worden van Zeeland; de tot veel bloedvergieten aanleiding gevende twistappel tussen de graven Vlaanderen en Holland, waarvan de heren van Voorne burggraaf waren. De burcht van Maerlant heeft wel eens vol gezeten met gegijzelde Vlaamse edellieden.)
Fraaie stoepen in de Langestraat
Als winkelstraat heeft de ceremoniële 'hofweg' van de Burcht van Maerlant naar het Hof van de Heeren van Voorne in Oostvoorne afgedaan; de beroemde Brielse zandtaartjes van Cor Ribbe worden er ook niet meer gebakken.
Gerekend vanaf het Wellerondom laat de straat goed zien hoe Hollandse huizen van een zekere standing allemaal hun eigen stoep hadden. Fraai versierde paaltjes en kettingen, hekwerken, materiaal- en hoogteverschillen met de stoepen van de buren maken duidelijk, dat het niet de bedoeling was dat het 'gemeene volk' de veelvuldig geschrobde stoepen met hun voetafdrukken zou bevuilen.
(In Voorstraat en Nobelstraat zijn de voetgangervijandige, historische stoepen, waarmee de eerdere generaties eigenaren van panden, hun sociale status benadrukten, aan het eind van het vorige millennium door de gemeente Brielle van de aardbodem weggevaagd; tot verontwaardiging van sommige huiseigenaren. Aan één zijde van de Kaaistraat zijn de stoepen nog in volle glorie aanwezig. Daar heeft de gemeente, na aanleg van het door 'De STEEG' en 'graffiti-artisten' zeer gewaardeerde, maar door veel autochtone Briellenaren verfoeide 'Heikneutertunneltje' [een voetgangerstunneltje naast de 'sortie' in de wallen], ten behoeve van voetgangers vóór de stoep een trottoir laten aanleggen. [KLIK HIER voor een bericht over de controverse over het tunneltje, waarvan de spotnaam verwijst naar de voormalige wethouder, die elders in de stad met een aanstootgevende 'WC-rolhouder' wordt geassocieerd.])
De Langestraat en de 'Amerikaansche terreuraanval'
Richting Langepoort oogt de Langestraat steeds minder interessant. Het Amerikaanse bombardement van 4 maart 1943 heeft daar ongetwijfeld toe bijgedragen. Bij het bombardement werden 5 bommen afgeworpen op Langestraat, Dijkstraat en Slagveld en werden onder meer de meisjesvakschool en de ambachtsschool getroffen. Daarbij kwamen 17 leerlingen om. Het totale dodental wordt op 20 à 22 slachtoffers geschat, waaronder een lerares.
De bommen waren afkomstig van één enkele bommenwerper, die, na een niet helemaal geslaagd bombardement op een voor de Duitse marine werkende Schiedamse scheepswerf, op de terugweg naar Engeland, door een Duits jachtvliegtuig was aangeschoten en, in een (mislukte) poging om vliegtuig en bemanningsleden te redden, zich van de overgebleven bommen ontdeed.
De 'gelijkgeschakelde', Nederlandse kranten (die liever zwegen over onbelangrijke zaken als het Duitse bombardement op Rotterdam en de jodenvervolging), stonden bol van de verontwaardiging over deze (citaat) "terreuraanval op Nederlandsche kinderen".
De Zierkzeesche Nieuwsbode kopte 'Talrijke dooden bij bomaanval'. En om het verschil tussen de beschaafde bezetter en de barbaarse geallieerden te illustreren, vond de Thoolse Courant het nodig om te melden, dat Brielle in militair en oorlogseconomisch opzicht een volkomen onbetekenend plaatsje zou zijn. (Sic Transit Gloria Mundi. Vergelijk deze opvatting eens met een uitspraak van keizer Napoleon, die Den Briel nog als de sleutel van het Rijnland [in zijn tijd het hele Zuid-Westen van Duitsland met o.a. steden als Keulen en Aken] bestempelde.)
Het is niet de bedoeling om ook maar iets af te doen aan het leed, dat de Brielse slachtoffers en hun nabestaanden is aangedaan bij dit relatief kleine bombardement. Den Briel telde in 1940 circa 3700 inwoners (en daarnaast een groot aantal Duitse militairen). In zo'n relatief kleine gemeenschap is de kans dus groot dat heel veel inwoners banden hebben met één of meer slachtoffers.
Scheidend wethouder Klaas Schipper noemde in 2014 een hoger aantal inwoners. Hij stelde bij de Dodenherdenking dat Brielle tijdens de oorlogsjaren ongeveer 5400 inwoners zou hebben geteld, die de vesting (in de meeste gevallen tegen hun zin, De STEEG) moesten delen met 1800 Duitse soldaten, 98 Duitse onderofficieren, 58 Duitse officieren en 118 (deels 'gesleepkeverde'= in beslag genomen, De STEEG) paarden.
Het blijft echter wel opvallend, dat kranten als Thoolse Courant en Leidsch Dagblad, om de bezetter te behagen, loochenden, dat Den Briel (onder meer vanwege de nabijheid van Atlantikwall en Nieuwe Waterweg) door de bezetter in strategisch opzicht juist als zeer 'Kriegswichtig' werd beschouwd (en door tot de tanden bewapende Duitse troepen werd bewaakt). De punt van Voorne stond vol bunkers en geschutsbatterijen. (KLIK HIER voor een filmpje over de Biberbunker in Oostvoorne, die geregeld voor bezoek wordt opengesteld [kijk voor de data op de website van het filmpje].)
Op de Op de Brielse bastions V en VI stonden Duitse barakken. En in Brielle was ook was een radiopeilstation te vinden, dat de Lufwaffe voorzag van informatie over de activiteiten van geallieerde vliegtuigen (KLIK HIER). Ten behoeve van het Brielse peilstation Brennessel I waren op de toren van de Catherijnekerk zelfs een hutje en een antenne geplaatst (KLIK HIER).
De volgens de gelijkgeschakelde kranten zoveel beschaafdere bezetter had er kennelijk geen enkel bezwaar tegen om de monumentale kerk met hun peilstation te veranderen in een legitiem doelwit voor geallieerde 'terreuraanvallen'. De rest van het peilstation lag aan de Thoelaverweg. Ongeveer op de plaats waar nu de plaatselijke AH staat. Het achterste deel van de in oktober 2015 gesloopte LUVETO-garage die er voor de supermarkt stond, is in gebruik geweest als Brennessel I (KLIK HIER).
De in de duinen van Oostvoorne gebouwde Biberbunker huisvestte de commandopost van waaruit de Brielse 'stationaire radarpeilpost'* werd aangestuurd. Om de geallieerden te misleiden kregen het radarstation en het Brielse peilstation codenamen die met de letter B van Brielle begonnen: Biber en Brennessel (bever en brandnetel).
* De Luftwaffe gebruikte destijds een ingewikkeld systeem met stilstaande peilstations, terwijl de Britten een superieur systeem met bewegende schotelantennes ontwikkelden.
In 1944 werden de Kaaipoort en de Langepoort van het in militair en oorlogseconomisch opzicht zogenaamd volkomen onbetekenende plaatsje dichtgemetseld. De poorten werden als paardenstal in gebruik genomen. Het vestingstadje Brielle was, net als de kustlijn van Voorne, in een zwaar bewaakte en bewapende vesting veranderd. Uit angst voor de door de Duitsers in de buurt van Den Briel verwachte landing van de geallieerde troepen, die op 6 juni 1944 in Normandië zou plaatsvinden in het kader van 'Operation Overlord'.
Andere slaafse persmuskieten maakten zich in maart 1943 medeplichtig aan de Duitse propagandamachine, door de indruk te wekken, dat de door 54 bommenwerpers uitgevoerde bommenregen van 14 mei 1940 (resulterend in naar schatting 800 doden) op een stad, die zich al had overgegeven, minder terroristisch zou zijn dan de in 20 doden resulterende 5 bommen, die de 'barbaarse' Amerikanen vanuit hun neerstortende vliegtuig per ongeluk op het bezette Den Briel hebben geworpen.
Op de foto ziet u het in ijzer en beton opgetrokken, 20-ste eeuwse equivalent van een stadspoort, dat Den Briel tegen verzetsstrijders en geallieerde soldaten had moeten beschermen.
Ook in oorlogstijd werd er in Den Briel gerouwd en getrouwd. Dat de gezichten van onderstaand echtpaar onherkenbaar zijn gemaakt, wil niet zeggen, dat ze het fijn vonden, dat achter hun rug te lezen valt: 'V = Victorie' en 'Duitschland wint op alle fronten'. 'De STEEG' is er alleen maar niet in geslaagd om de identiteit van het paar te achterhalen en te vragen of ze het bezwaarlijk vinden om herkenbaar op deze site te worden afgebeeld. De foto is geschoten voor het Oude Stadhuis.
KLIK HIER als u wilt weten hoe in Brielle gelegerde Duitse soldaten tijdens WOII werden beziggehouden (en hoe geallieerde soldaten in WOI aan de Somme van de opsomming 'Sex, Drugs & Rock & Roll' alleen de Rock & Roll moesten missen, omdat die muziekstijl nog niet was uitgevonden.
Langestraat - onzichtbare resten van een middeleeuwse stadsmuur
Onder het voor Brielse begrippen kakelverse nieuwbouwcomplex aan het eind van de Langestraat bevinden zich overigens resten van de middeleeuwse stadsmuur.
Floris V en zijn leraar Jacob van Maerlant
Graaf Floris V heeft een voor vorsten van die tijd verrassend goede opleiding genoten. Die opleiding is, in opdracht van tante Aleida, gegeven door de koster van de kerk van Maerlant, de in de buurt van het Vlaamse Brugge geboren Jacob, die de achternaam van Maerlant heeft aangenomen. (In België wordt ook wel beweerd, dat Jacob van Maerlant zijn achternaam in werkelijkheid zou hebben ontleend aan een uitgebreid moeras of moorland tussen de steden Damme [B], Sluis [NL], Aardenburg [NL] en Maldegem [B].)
Jacob was een productief dichter (ruim 14.000 verzen) en (historie)schrijver. Koster Jacob, die ook als secretaris van gravin Aleid zou hebben gefungeerd, is van niet onderschatten belang geweest voor het Nederlandse onderwijs en de Nederlandse taal. Hij schreef namelijk niet, zoals destijds de gewoonte was in het Latijn (of het Frans), maar in de Nederlandse volkstaal. Daarom draagt hij met ere de titel 'de stamvader aller dichters in het Nederlands'. Onder zijn belangrijkste werken bevinden zich de allereerste natuurencyclopedie en een vertaling van een 'rijmbijbel'; een vertelling van de Bijbelse geschiedenis in de Nederlandse volkstaal. Van laatstgenoemde uitgave moest de katholieke kerk niets hebben. Die zou er nog vele eeuwen de voorkeur aangeven, dat de gelovigen Latijnse missen zouden aanhoren, in een taal die ze verstonden noch begrepen.
Jacob van Maerlant moet een inspirerend leraar zijn geweest. Terwijl andere heersers er gewoonlijk de voorkeur aan gaven het 'gemene (= gewone) volk' zo dom mogelijk te houden, streefde de graaf naar scholing voor alle kinderen. En dat in een tijd, dat lezen en schrijven eigenlijk alleen voor geestelijken zinvol werd geacht en veel vorsten in de praktijk analfabeet waren. (Waardoor hun rijk in werkelijkheid vaak werd bestuurd door de macht achter de troon: in het Latijn met collega's corresponderende geestelijken.)
Jacob van Maerlant is rond 1270 naar Vlaanderen teruggekeerd en daar omstreeks 1300 overleden. Hij is in Damme begraven in een graf dat - omdat het symbool van de wijsheid, een uil, erop was afgebeeld, alsmede een spiegel, die verwees naar zijn beroemde boek over de wereldgeschiedenis 'Spiegel Historiael - heel lang is aangezien voor de laatste rustplaats van Tijl Uilenspiegel; de schelmachtige verzetsstrijder, die in de roman van de 19e eeuwse schrijver Charles De Coster in Damme is geboren en aan de zijde van de geuzen tegen de Spanjaarden vecht.
Briellenaren en boeken
In deze gemeente met slechts 16.000 inwoners wordt kennelijk opmerkelijk veel gelezen. De vesting telde in 2016 2 boekhandels. Bruna/Boekhandel van Maerlant is sindsdien helaas gesloten (het was een van de weinige, Nederlandse boekhandels waar de Britse Radio en televisiegids Radio Times werd verkocht). Op Nobelstraat 16 vindt u boekhandel 'Hoofdstuk Een".
De plaatselijke bibliotheek zit overigens in het uit 1708 daterende Arsenaal. U vindt de tegenwoordig met boeken gevulde voormalige wapenopslag op nummer 46 van de ooit zo beruchte Rozemarijnstraat. (De foto laat overigens niet de ingang maar de Lijnbaan-zijde van het rijksmonument zien.)
Er wordt niet alleen gelezen
Jacob van Maerlant is niet de enige met Den Briel geassocieerde schrijver. Denk naar eens Johan H. Been (1859-1930), auteur van vaderlandslievende jongensboeken als Paddeltje, Toon Tellegen (dichter en schrijver van kinderboeken) en Geert Mak, wiens vader predikte in een kerkje in de Geuzenstraat (nummer 16)*, dat nu als opslagplaats van een aannemer wordt misbruikt. Daarbij komt, dat Frederik van Eeden vaak christen-pacifistisch-socialistische lezingen hield in De Nymph en dan vaak verbleef in de woning van de directeur van de plaatselijke kalkfabriek aan het Slagveld 42.
Frederik van Eeden heeft zich bij gelegenheid zelfs uitgesproken tegen een naar zijn mening smakeloos moderne school die te dicht op de Brielse Dom zou zijn gebouwd. Frederik van Eeden was voor zijn tijd een vooruitstrevend man, die het beste voor had met tijdsgenoten, die het minder goed hadden getroffen. Het moet hem pijn hebben gedaan, dat het bij de smakeloze school, die op het oude kerkhof linksvoor tegen de achterzijde van de door hem zo bewonderde kerk werd aangebouwd en het doorzicht vanaf het Wellerondom verziekte, ging om de 'klompenschool' oftewel de 'Armenschool'. (In een armenschool werd gratis of bijna gratis onderwijs verstrekt aan kinderen van ouders die onder meer te arm waren om schoenen voor hun kinderen te kopen, waardoor ze op klompen moesten rondlopen. Een naam als klompenschool werd destijds niet of nauwelijks als kwetsend ervaren. Althans niet door mensen die zich konden permitteren schoenen te kopen voor zichzelf en hun kinderen.)
* In december 2011 werd bekend, dat er plannen zijn om het bovengenoemde, zwaar verwaarloosde kerkje in de Geuzenstraat te restaureren en met behoud van het uiterlijk te veranderen in woningen. Laten we hopen dat dit project niet aan allerlei ambtelijke beschermingsmaatregelen ten onder gaat. (NB: in maart 2016 was het kerkje nog een lopend project. Al ziet het er inmiddels wel beter uit. Na een door de flora- en faunawetgeving vereist[?] onderzoek naar het aantal vleermuizen, dat over het in een straat gelegen kerkje vliegt, hoopt men met de werkzaamheden aan het kerkgebouw verder te gaan en de schuren achter het kerkgebouw af te breken om er 2 woningen voor in de plaats te zetten.)
Den Briel en haar beroemdste literaire neef
De jonge W.F. Hermans logeerde weer geregeld bij een Brielse oom en tante van vaderskant. Die oom was ouderling van de Hervormde kerk. Eigenwijs als hij was, gaf de grote schrijver de voorkeur aan de naam Den Briel.
Het werk van W.F. Hermans zou volgens liefhebbers erg zijn beïnvloed door zijn woede over de 'dubbele zelfmoord' die zijn oudere zus Corry samen met haar getrouwde minnaar/neef aan het begin van de Bezetting zou hebben gepleegd. 'De STEEG' - geen liefhebber van het werk van W. F. Hermans - heeft de vermeende dubbele zelfmoord van Corry Hermans enkele jaren geleden uitgebreid besproken met een Brielse verwante van W.F. Hermans. Die vrouw zei bij die gelegenheid, dat ze het de beroemde maar omstreden auteur nooit zal vergeven, dat hij weigerde in te zien, dat er aan het begin van de bezetting geen tijd zal zijn geweest om een fatsoenlijk politieonderzoek uit te voeren (een van zijn beroemdste werken heet niet voor niets 'Ik Heb Altijd Gelijk'). En dat de tot literatuur gestolde, onaflatende woede tegenover een overleden zus ongepast zou zijn, omdat er heel goed sprake zou kunnen zijn van een combinatie van moord en zelfmoord, waarbij neef Piet Blind de dader zou zijn.
Voor de vrouw vormde ook het feit, dat Piet Blind als politieagent werkzaam was, geen reden om extra veel vertrouwen te hebben in de kwaliteit van het tijdens 'de Meidagen' afgeraffelde politieonderzoek naar een collega.
De voor het werk en de levenshouding van haar broer zo bepalende 'dubbele zelfmoord' is overigens ontdekt, toen een Amsterdamse bakker 's morgens vroeg, op weg naar zijn werk, aan de Zuidelijke Wandelweg (nu: Amstelveenseweg) een man en een jonge vrouw vreemd onderuitgezakt in een auto zag zitten. W. F. Hermans en zijn zus stamden zelf overigens af van ene W. F. Hermans [1793-1846], broodbakker te Den Briel. In Den Briel is overigens tot ver in de 20ste eeuw brood en banket gebakken door afstammelingen van deze broodbakker.
W.F. Hermans: "De familie van mijn vader woonde in Den Briel. Als wij die hadden opgezocht en we gingen terug, eerst met de stoomboot naar Vlaardingen, dan kochten wij daar een vaatje groene haring."
Den Briel en die arme postbodes
U vindt 'Antiek & Curiosa De STEEG' in de Nobelstraat. Nee, zeggen sommige oudere Briellenaren. 'DE STEEG' ligt in het Zuideinde. Voor hen loopt de Nobelstraat van Markt tot Kranestraat (die tegelijkertijd door anderen nog altijd Varkensslop en Keutjesmarkt [keutje is een andere benaming voor een jonge big] wordt genoemd, maar inmiddels het straatnaambord Varkensstraat draagt) en Montaegnestraat (thans officieel: Queensboroughstraat). Op dezelfde manier wordt de Voorstraat door sommigen nog altijd onderverdeeld in Voorstraat en Noordeinde en heet de Asylstraat bij hen ineens Driebellenslop. De gewoonte om voor één en dezelfde straat meerdere namen door elkaar te gebruiken zal postbestellers tot waanzin hebben gedreven. Daarbij komt dat het bestaan van huisnummers en naambordjes nog altijd niet tot alle inwoners van de vesting is doorgedrongen.
Den Briel kende in het verleden een ingewikkeld systeem dat vooruit liep op de postcode. In dat systeem werden straten samengevoegd tot één wijk, waarbij alle panden in zo'n wijk een nummer kregen. Hoewel er maar een paar panden in de betreffende straat staan, werd het adres Zuidspuislop 1 in dit systeem genoteerd als W. 6 nommer 77. (De voor de digitale mens zo verwarrende indeling in wijken met een aan het huis gekoppeld nummer heeft de stad waarschijnlijk aan de Franse bezetting overgehouden. Zo is Eau de Cologne ook tijdens de Franse bezetting van Keulen aan de merknaam 4711 gekomen. 4711 was namelijk het huisnummer in de Franse indeling.)
Den Briel en de kunst van het navigeren
Op Westvoorns grondgebied, iets ten noordoosten van Oostvoorne en niet ver van de Kruiningergors vandaan, staan op de oever van het Brielse Meer de Stenen Baak, een voormalig stenen vuurbaken (vuurtoren), een voormalige kustbatterij en een oude kogeloven.
Toen Den Briel nog aan open zee lag, maakte het huidige Brielse Meer deel uit van de veel bredere en levensgevaarlijke mond van de Maeze. Het scheepsverkeer op de Maas met 3 vuurbakens beveiligd. De Stenen Baak was vanaf 1630 tot 1850 een onderdeel van dat systeem; net als de lantaarn die op de toren van de Brielse Catharijnekerk stond opgesteld (elders op deze site is een afbeelding van de Catharijnetoren met lantaarn te vinden). Ook op de Stenen Baak heeft een lantaarn gestaan. Het systeem werd gecompleteerd door een baken op een verplaatsbaar houten bouwsel in de duinen bij Oostvoorne.
Zolang schippers ervoor zorgden, dat ze de bakens in een rechte lijn achter elkaar zagen, konden ze, zonder te stranden, op een veilige route tussen gevaarlijke zandbanken bevaren. De Stenen Baak is in 1850 definitief uit de roulatie genomen, omdat de ooit zo machtige vaarweg door verzanding onbegaanbaar was geworden voor schepen.
Om de Maasmond veilig binnen te varen moesten schippers zich op zee oriënteren op een denkbeeldig punt tussen de torens van de Catharijnekerk en de kerktoren van 's Gravenzande.
De kogeloven bij de Stenen Baak maakt deel uit van een klein fort dat in het begin van de 18e eeuw bij de Stenen Baak werd gebouwd en tot een kustbatterij uitgroeide. Vanuit de kustbatterij konden vijandelijke schepen met kokendhete kogels worden beschoten. Die kogels werden in de kogeloven bij de Stenen Baak kanonskogels gloeiend verhit.
Stenen Baak en kogeloven vormen het Oostvoornse/Westvoornse filiaal van het Historisch Museum Brielle.
De toren (die sinds de foto op de hierboven geplaatste ansichtkaart in de jaren 1930 werd gemaakt danig is gerestaureerd) kan geregeld worden beklommen. KLIK HIER, voor meer informatie over de openstelling van de Stenen Baak (die verstokte Briellenaren en deze oud-Rotterdammer nog als het Steenen Baak kennen).